Centraal Europa: Dag 25; Lange terugreis

Voor de laatste keer werd onze auto en tent ingepakt. We checkten ons uit bij de camping en reden daar rond d klok van 10.30 uur weg. Onze rit zou ongeveer 20 uur rijden zijn en we moeten zo’n 1200 kilometer afleggen. Het weer was regenachtig en we besloten dat we onderweg geen stop meer zouden maken bij het kasteel van Sümeg.

De weg was druk en we stopten nog even bij een supermarkt om onze laatste Hongaarse forinten uit te geven en broodjes te kopen voor onderweg. Pappa kwam er achter dat de navigatie van mamma ons de route via Slovenië aangaf en dat we verkeerd reden. We moesten een klein stukje terug rijden om weer op de juiste weg te komen. De route ging binnendoor en we konden maximaal 80 kilometer per uur rijden. Echt opschieten deed het niet.

We reden nog zeker 2 uur in Hongarije voordat we bij de plaats Sopron de grens met Oostenrijk overstaken. We hadden files verwacht vanwege extra grenscontroles met de vluchtelingecrisis maar we konden zo doorrijden. We kochten bij het eerst volgende tankstation een vignet voor de Oostenrijkse autobahn. We konden flink doorrijden en kilometers vreten. Na een aantal uren Oostenrijk gingen we naar de Duitse autobahn.

Af en toe moesten we vanwege wegwerkzaamheden langzamer rijden maar toch verliep de reis voorspoedig. Onderweg aten we bij de Burger King een lekkere hamburger en frietjes. Thuis stond er een kleine verrassing van Oma Evelien op tafel. Het was toch al laat en we gingen meteen door naar bed. We hebben genoten van onze vakantie maar nu kunnen we weer heerlijk spelen in ons eigen huis.

 

Centraal Europa: Dag 24; Badascony

Het was vanmorgen regenachtig en we maakten een kleine toer met de auto door het achterland van het Balatonmeer. We reden door beschermd natuurgebied en zagen veel wijngaarden op de hellingen van de uitgedoofde vulkanen. In de tijd van het communisme moesten de wijnboeren massawijn produceren voor de eigen bevolking. Na de val van het communisme konden de boeren ook kwaliteitswijn gaan produceren en kon het product verkocht worden in het buitenland. We reden door slapende dorpjes en kwamen langs een oud en vervallen kerkje.

Terug in Badascony gingen we op zoek naar een restaurant voor de lunch. Het dorpje zelf stelde niet veel voor. Er was een mini supermarkt, slager, bakker en ook één restaurant. We namen een tafeltje buiten onder een parasol zodat we droog bleven. Vooraf bestelden we wat augurken en pepers. Als lunchgerecht hadden mamma en ik voor de Hongaarse goulashsoep gekozen, pappa nam een runderbouillon en Ronac had een groentesoep. Het smaakte goed.

In de loop van de middag klaarde het weer op en konden we een waterfiets huren om het Balatonmeer van een andere kant te zien. We hadden veel plezier met de glijbaan die op de waterfiets zat. Na dit uitje speelden we lekker in de zandbak en konden we genieten van een mager zonnetje en een lekkere Magnum. In de avond hadden we een aantal Hongaarse overburen gekregen.

Eén van de kindjes vond het gezellig bij ons en samen speelden we met hem. In de avond hadden we een barbecue met worst, salade en frietjes. De frietjes ging ik in mijn eentje halen bij de snackbar van de camping. Na het eten kregen we gezelschap van de Hongaarse overburen die een praatje kwamen maken en een drankje dronken met pappa en mamma.

Pappa kreeg de hele tijd shotjes van de nationale drank “Unicum”. Een sterke kruidenlikeur die gemaakt wordt van veertig verschillende en zorgvuldig geheimgehouden kruiden en wortels. De overbuurman was dit al vanaf vanmiddag aan het drinken en ging zich steeds vreemder gedragen. Hij had een beetje te veel gedronken en was op een gegeven moment ladderzat. Zijn vriendin nam hem mee terug naar de tent maar hij kon bijna niet meer op zijn benen blijven staan. Rare snuiter deze Hongaar. Ik snap niet wat daar nu zo leuk aan is? Wij gingen ons ook omkleden om naar bed te gaan. Morgen begint onze lange terugreis naar Maastricht.

 

Centraal Europa: Dag 22; Hongaarse Riviera

Met gemengde gevoelens verlieten we het appartement in Boedapest. We hadden echt nog langer willen blijven. We reden vrij snel het centrum uit en kwamen op de snelweg naar het Balatonmeer. De snelweg reed goed door en het was nog geen uur rijden. We reden in de buurt van het meer nog een klein stukje te ver en moesten weer terug draaien.

We stopten onderweg naar onze eindbestemming even bij het rijkste dorp van Hongarije. Het kleine stadje Tihany ligt op een schiereiland aan de noordzijde van het Balatonmeer. Het schiereiland en het dorp hebben dezelfde naam. We reden het dorp binnen via een mooie, lange, smalle weg tussen de populieren. Als snel werd duidelijk hoe populair het dorp was. Alle natuurlijke betaalde parkeerplaatsen stonden vol en het was echt zoeken naar een plaatsje. Uiteindelijk vonden we er eentje en werd al ons klein geld in de parkeermeter gegooid.

We hadden ongeveer anderhalf uur om het dorpje te bezoeken. We liepen in de richting van het centrum. De witte huisjes met strooien daken, druivenranken en paarse lavendel die overal staat, gaf het een romantische sfeer. Het wordt daarom ook wel de Hongaarse Riviera genoemd. Het schiereiland werd in 1952 tot beschermd natuurgebied verklaard. Het eiland is bedekt met vulkaankegels, rotsen, stranden, naaldbomen en lavendelvelden. We vonden bij restaurant Echo een tafeltje met uitzicht over het Balatonmeer.

In de verte zagen we ook de stad Balatonfüred liggen. Wat een mooie locatie om onze lunch te hebben. Pappa nam pasta, mamma risotto met meerval en wij hadden schnitzel met frietjes. Na het lekkere eten liepen we in de richting van het abdij en de abdijkerk. Het is gebouwd in barokstijl en in de crypte ligt Koning András I begraven. Het was de bedoeling om hier een mausoleum te maken voor Hongaarse koningen maar hij is echter de enige Hongaarse koning die er begraven ligt.

Onze parkeertijd zat er veel te snel op en we moesten helaas terug naar de auto om een boete te voorkomen. We vervolgden onze weg langs het Balatonmeer en gingen op zoek naar een leuke, kleinschalige camping. De camping in Badascony voldeed hier aan en ze hadden nog plaatsen beschikbaar.

Terwijl pappa en mamma de tent opzetten, hadden wij al snel de zandbak gevonden. Vanaf nu zouden we twee dagen helemaal niets hoeven te doen. We gaan onze laatste dagen lekker relaxen aan het Balatonmeer. Eindelijk hadden we de tijd om te zwemmen maar het water in het meer vonden wij aan de koude kant. Tegen de avond voetbalden we met twee Nederlandse jongetjes op het grote grasveld.

We aten in de avond bij de snackbar frietjes, broodje hotdog en een shoarmaschotel. Toen het eenmaal donker was kwamen er vele muggen en moesten we lange kleding aan en ons goed inspuiten met muggenspray. De tent hadden we goed dicht gehouden zodat we rustig konden slapen zonder geprikt te worden door de muggen. In de avond koelde het flink af en je merkt dat het al wat later in het seizoen is. We kropen op tijd in onze warme slaapzakken en genoten van een lange nachtrust.

Centraal Europa: Dag 21; We love Boedapest

We hadden alle vier heerlijk geslapen in de zachte bedden. Toch wel lekker een keer niet hutje mutje in het tentje. We hadden verschillende plannen gemaakt over wat we allemaal wilden gaan doen. Om wat tijd te besparen kochten we een 24-uurskaart voor de metro en binnen 5 minuten waren we al in de buurt van onze eerste stop. We hadden nog geen ontbijt gehad en wilden dit gaan doen bij één van de bekendste koffiehuizen van Boedapest.

In de 19e eeuw waren de koffiehuizen een ontmoetingsplek voor onder andere schrijvers, kunstenaars en hoogopgeleiden. We liepen vanuit het metrostation naar het Vörösmárty Tér in het hartje centrum. Hier ligt het oudste koffiehuis van de stad: Gerbeaud. Het is ooit begonnen als theehuis en je kreeg er het “beste ijs in pest”. Het is een bekende en gewilde plek om elkaar te ontmoeten onder genot van koffie of thee met een heerlijk gebakje gemaakt volgens traditioneel recept.

We moesten al een tijdje wachten voordat we door éen van de bediendes naar een tafeltje gebracht werden. We namen plaats en keken op de menukaart. De prijzen waren belachelijk hoog maar goed. We wachten en wachten tot iemand onze bestelling kwam opnemen maar na een kwartier was er nog niemand gekomen. Uiteindelijk raakte ons geduld op en zijn we opgestaan en vertrokken. Voor ons gevoel is het een beetje vergane glorie en zijn ze aan hun eigen succes ten onder gegaan. We liepen met behulp van de stadsplattegrond in de richting van de Sint Stefanusbasiliek.

In een zijstraatje naast de kerk aten we een lekker broodje. Goedkoper en veel meer dan wat we bij Gerbeaud zouden hebben gekregen. Net voor het plein lag Gelarto Rosa. Er stond een lange rij en we waren nieuwsgierig wat er te krijgen was. Het bleek een ijssalon te zijn maar niet zo maar eentje. Je kreeg er originele smaken ijs zoals hibiscus en chocolade (wit) met lavendel. Ook de gewone smaken zoals aardbei, citroen en banaan hadden ze. Het ijs werd niet in bollen gedaan maar op een andere manier. Ze maken met een soort plamuurmes rozenblaadjes die ze langs elkaar plakken waardoor je een roos van ijs krijgt. Hoe meer smaken ijs je besteld, hoe groter de roos. We mochten allebei drie smaken uitkiezen en toen we het ijsje in onze handen hadden, was het bijna zonde om op te eten. Wat een mooi kunstwerkje!

We bezochten de imposante Sint Stefanusbasiliek. Het is de grootste kerk van Boedapest en de koepel heeft een hoogte van circa 96 meter. Het interieur van de kerk was prachtig en we zagen er veel pracht en praal. Het plafond van de koepel was aan de binnenzijde bedekt met veel mozaïeken. Na het bezoek aan de kerk liepen we via één van de bruggen weer naar de burchtheuvel aan de andere kant van de stad. Na het terugtrekken van de Mongolen werd hier in de 13e eeuw een burcht gebouwd. De vestingwallen moesten de koning en inwoners beschermen tegen nieuwe aanvallen.

Zeven eeuwen lang was deze burcht de woning van het Hongaarse koningshuis. Diverse keren is de burcht herbouwd na zware gevechten. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd hier flink gevochten door de Duitsers en Russen. De Duitsers gebruikten het paleis als hoofdkwartier. In de laatste maanden van de oorlog werd het belegerd door het leger van de Russen. Het paleis werd compleet in puin geschoten en platgebrand. Een nieuwe restauratie was noodzakelijk. Tegenwoordig zijn er in de gebouwen verschillende musea ondergebracht.

We liepen buiten langs de prachtige gebouwen die versierd zijn met barokke en gotische elementen. We vervolgden onze weg en kwamen langs de Matthiaskerk. Opmerkelijk waren de vele torentjes, gotische roostervensters en de gekleurde tegeltjes op het dak. In het verleden werden hier vele koningen gekroond en werden er koninklijke huwelijken gesloten.

Vlak bij de kerk ligt het Vissersbastion dat gebouwd werd in de 19e eeuw toen de Matthiaskerk gerestaureerd werd. Het is geen vestingwerk maar meer een terras om de kerk meer “glans” te geven. De witte muren, trappen en torens maken het geheel een mooi plaatje. Je hebt hier vandaan ook een fraai uitzocht over de oude stad en de waterstad beneden, het domein van de vissers. We liepen de trappen af naar beneden en stapten daar in de tram naar Margaretha eiland. Het eiland ligt in de Donau ten noorden van de gelijknamige brug. Het park heette vroeger Konijneneiland en was aanzienlijk kleiner. Tegenwoordig draagt het de naam van koningsdochter Margaretha van Hongarije die in de 13e eeuw in het klooster leefde dat toen hier op het eiland stond.

Het eiland is nu één groot vrijetijdspark waar je verschillende dingen kunt doen. Zo zijn er tuinen, eetgelegenheden, speeltuinen, mogelijkheden om te fietsen, joggen enzovoort. Aan het begin van het eiland stond een grote fontein. De waterstralen van de fontein dansten op de maat van de muziek die werd afgespeeld. Wij kwamen aanlopen en de waterstralen dansten op ons favoriete rocknummer van Guns ’n Roses. Echt cool om te zien.

We liepen wat rond maar belandden al snel in de zandbak van de speeltuin om kuilen en kastelen te graven. Op de terugweg liepen we weer langs de fontein en we besloten om met onze voeten in het water nog wat naar de show te kijken. Nu spoten de waterstralen de lucht in op Hongaarse kinderliedjes. Het bleef prachtig om te zien. We namen de tram en stapten ergens uit in de Joodse wijk. We dronken een gezond drankje op een terras en bestelden er wat tapas bij. We gingen daarna op zoek naar een plek om iets te eten.

We kwamen uit bij een Vietnamees restaurant. We namen vooraf dumplings en loempia en als hoofdgerecht kwamen er curry, rijst met groenten en kip en noedels met groenten en kip op tafel. Het smaakte goed. Na het eten vervolgden we onze routen en kwamen we langs de Grote Synagoge van Boedapest. Het is zelfs de op één na grootste synagoge ter wereld. De beveiliging was er volop aanwezig. Vroeger was dit het religieuze hart voor de joodse wijk maar tegenwoordig is hier geen sprake meer van. Er wonen nog redelijk wat joden maar ook andere mensen. De bouw van de grote Synagoge duurde vijf jaar en in 1859 werden de deuren geopend voor de gelovigen. In de jaren negentig van de vorige eeuw vond er een grote renovatie plaats.

De miljoenen euro’s verbouwingskosten werden gefinancierd door de Hongaars-joodse zakenvrouw Estée Lauder. Het was ondertussen donker aan het worden en we namen de metro terug naar de Donau. In de avond zijn veel gebouwen namelijk prachtig verlicht. Eén van de bekendste gebouwen van Boedapest, het Parlementsgebouw, was gehuld in lichtjes. Het is één van de oudste en grootste Parlementsgebouwen die nog steeds in gebruik is.

De bruggen en gebouwen op de Géllertheuvel waren ook mooi verlicht. We liepen de brug over en liepen voor de laatste keer over de Donaupromenade. We kochten nog een souvenir en namen nog kebab mee. Op iedere hoek vind je kebab zaken en we wilden de stad niet verlaten zonder dit gegeten te hebben. Wat een geweldig toffe stad bleek Boedapest te zijn. We hadden helemaal geen zin om morgen alweer verder te reizen. In deze stad hadden we nog vele dagen door kunnen brengen zonder ons te vervelen. Hier komen we zeker nog eens terug.

Centraal Europa: Dag 20; Boeda en Pest aan de Donau

Onze reis door Hongarije ging opnieuw weer verder. Vandaag gingen wij op naar de hoofdstad van het land: Boedapest. Het is de grootste stad van het land met bijna twee miljoen inwoners. Dat is een vijfde deel van alle Hongaren samen. Het was ongeveer 2 uur rijden vanaf Hortobágy. Het eerste stuk ging binnendoor maar gelukkig reden we ook bijna een uur op de snelweg. We hadden met de verhuurder van het appartement gesproken om te bellen als we op de ring van Boedapest reden. Zo kon hij ons opwachten bij de parkeergarage die hij voor ons geregeld had.

Het verkeer in het centrum viel reuze mee en was niet anders dan een grote stad in Nederland. Ze rijden hier zelfs veel hoffelijker en vriendelijker. We arriveerden stipt op de afgesproken tijd (12.30 uur) bij de parkeergarage. We werden ontvangen door Gabor een vriendelijke man die maar aan één stuk door bleef praten. Hij liep met ons mee naar het appartement en gaf ons een uitgebreide rondleiding. Het appartement was werkelijk voorzien van alles wat je maar nodig hebt. WIFI, koelkast, wasmachine etc.

We besloten om niet te lang in het appartement te blijven en direct de stad in te gaan. We liepen een stukje en gingen op zoek naar een plek voor een late lunch. We vonden een Burgerrestaurant maar niet zo eentje als de McDrek. De hamburgers waren overheerlijk en gemaakt van “echt” vlees. We zaten overvol toen we alles op hadden. Terwijl wij moesten wachten op het eten, hadden we op de plattegrond van Boedapest gekeken en een route uitgestippeld om de meeste bezienswaardigheden te kunnen zien.

De stad bestaat uit twee gedeelten, Boeda en Pest. Tussen Boeda en Pest stroomt de rivier de Donau. Boeda is rustig en heuvelachtig en hier vind je de burcht en het Koninklijk Paleis. Pest is vlakker, veel drukker en moderner. Je vindt er fabrieken, winkels en kantoren. Ook ons appartement ligt aan deze kant. We liepen naar de Donaupromenade onder de bevolking bekend als Duna Korzo.

De promenade loopt tussen de Kettingbrug en de Elizabeth brug. In totaal verbinden negen bruggen de stadsdelen Boeda en Pest met elkaar. We kwamen langs een straat vol met souvenirwinkels maar liepen er langs. We kwamen uit bij de grote Markthal van Boedapest. Het gebouw werd eind 19e eeuw gebouwd en ontworpen door de Hongaar Samu Pecz. Oorspronkelijk liep er door dit gebouw een kanaal. Bootjes konden naar binnen varen om de goederen rechtstreeks tot bij de markthandelaars te brengen. De gevel van het gebouw is prachtig versierd met gekleurde tegels van de Hongaarse fabrikant Zsolnay. We gingen niet naar binnen maar speelden even met het water van een fontein.

Vervolgens liepen we in de richting van de Vrijheidsbrug (Szabadság hid). De stalen groen geverfde brug is één van de negen Donaubruggen en dateert uit 1896. Een paar jaar later reed de eerste tram over de brug. In 1945 werd de brug door de Duitsers verwoest. De brug werd herbouwd en in 1946 weer opnieuw in gebruik genomen. Op de torens van de brug staan vier roofvogels: de turul. Deze vogel speelde een belangrijke rol in de Hongaarse mythologie. We liepen de Vrijheidsbrug over en kwamen zo in het stadsdeel Boeda. We liepen de bosrijke en steile Géllertheuvel op. en eindigden op de top (235 m) bij het Vrijheidsbeeld.

De berg dankt zijn naam aan de heilige Géllert die hier door de heidense Magyaren een marteldood vond. Op de plaats waar Géllert in een dichtgemaakt vat van de rotsen af naar beneden werd gegooid, staat nu een beeld van hem. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Hongaarse revolutie in 1956 was de Géllertheuvel de plek waar vandaan de stad door de Russische tanks beschoten werd. Op de top van de heuvel. Op 235 meter hoogte, staat het Vrijheidsbeeld (Szabadság Szobor). Het monument werd opgericht door het Rode leger om hun overwinning in de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Het veertien meter hoge standbeeld is een vrouw met een palmblad in haar handen.

We liepen wat rond en hadden aan verschillende kanten, een prachtig uitzicht over de stad. Iedere keer opnieuw zagen we andere bekende gebouwen liggen zoals het parlement, de opera, koninklijk paleis en de Matthiaskerk. We liepen de berg af naar beneden en kwamen langs het Koninklijk paleis. We bezochten dit nog niet en liepen door naar de oudste brug over de rivier de Donau. De Széchenyi kettingbrug werd gebouwd van 1842 tot 1849.

Boedapest dankt deze brug aan een graaf István Széchenyi die in 1820 hoorde dat zijn vader in Wenen was overleden. Hij moest naar de andere zijde van de Donau met een pontjesbrug. Echter was deze buiten gebruik door de strenge winter. Hij strandde dus in het Pest gedeelte en kon een week niet verder. Hij kwam toen op het idee om een permanente brug over de Donau te bouwen en dit zou betalen, ongeacht wat de kosten zouden zijn.

In de tijd dat de hangbrug werd gebouwd was het een bouwkundig hoogstandje te noemen. Het was toen met 375 meter lengte één van de langste bruggen van Europa. Aan beide zijden van de brug staan grote leeuwen die de brug bewaken. We liepen deze prachtige brug over en kwamen weer aan de andere kant van de stad uit. Via een lange hoofdweg liepen we in het donker terug naar ons appartement. In het appartement aten we nog een bordje soep met brood voordat we naar bed gingen.

Centraal Europa: Dag 19; De poesta

Onze reis door Hongarije ging vandaag weer verder. We hadden een rit van iets minder dan 2 uur voor de boeg. Het was voornamelijk een binnendoor weg en daarom ging het allemaal niet zo snel. We wilden in Hortobágy eens niet in de tent slapen en gingen met plattegrond van het VV Informatiekantoor op pad naar diverse mensen die een kamer in hun huis verhuren.

Het zat niet echt mee en alles waar we kwamen zat al vol. Onze laatste poging was in een achteraf straat waarbij we geholpen werden door twee 75+ oude dametjes die geen woord Engels verstaan laat staan spreken. Uiteindelijk werd ons met handen en voeten duidelijk gemaakt dat ook zij geen plek beschikbaar hadden. We reden naar één van de twee campings maar deze bleek volledig afgehuurd te zijn. We begonnen hem een klein beetje te knijpen.

We reden naar de andere camping en gelukkig hadden zij plaats genoeg. We vonden een mooi plekje onder de bomen en wisten de tent weer snel op te zetten. Hortobágy is het ruige herdersland en de bakermat van de goulash. We hadden allen deze middag maar om de poesta van het Hortobágyi Nemzeti Park te bezoeken. Het is het grootste beschermd natuurgebied van Hongarije en het grootste aaneengesloten natuurlijke grasvlakte van Europa. Wij reden naar het dorp Máta waar de belangrijkste paardenfokkerij van Hongarije, Máta Stud, gelegen is.

We kochten kaartjes om per huifkar de poesta te bezoeken, de paardenstallen te zien en de ruiters van de poesta te aanschouwen met hun paarden. We waren wat vroeg en moesten bijna een uur wachten voordat we konden vertrekken. We aten wat chips en bezochten de paardenstallen waar veel sportpaarden en jonge hengsten staan. Voornamelijk worden de paarden gefokt en getraind bij deze stoeterijen om aan concoursen en paardenshows te kunnen deelnemen. De bekendste Hongaarse paardenrassen zijn de Nonius en de Furioso. Het Nonius paard is sterk en gespierd en is geschikt voor aangespannen rijden.

Na bezoek aan de stallen konden we in één van de huifkarren stappen. Het was erg toeristisch en we reden met vijf volle huifkarren achter elkaar aan. Echt prettig zitten was het niet want de huifkar bonkt over een droog pad met kuilen en je wordt daarbij alle kanten op geschud. De poesta, oftewel de grote laagvlakte, is het droogste en zonnigste deel van Hongarije en dat is te zien. Het is een kale grond die bestaat uit mos en zand.

Het Hongaarse woord voor poesta, “puszta” betekent letterlijk leegte en leeg was het. De poesta is nooit dichtbevolkt geweest en de paar dorpjes die er waren, zijn platgebrand tijdens de Turkse overheersing . De poesta wordt wel al duizenden jaren bewoond door herders met hun kuddes en de csikós (ruiters) met hun paarden. Uiteindelijk hebben de rivieren de Donau en de Tisza de poesta veel veranderd. Ook hebben de mensen stukje voor stukje de poesta klaar gemaakt voor landbouw.

We kwamen tijdens de tocht de beroemde Hongaarse grijze runderen tegen die een heerlijk bad namen in de modder. Deze witte koeien met hun lange horens worden gehoed door de gulyás (koeienherders). Ook zagen we de racka-schapen met hun gedraaide horens die gehoed worden door de juhász (schepenherders), de Mangalica varkens (wolvarken) en de langharige Hongaarse herdershond.

We zagen ook drie Hongaarse csikós gekleed in de traditionele blauwe kleding die hun paarden aan het trainen waren. De Hongaren zijn een echt ruitervolk. Ze zijn er trots op want paarden spelen al honderden jaren een belangrijke rol in hun geschiedenis. De Magyaren kwamen van de steppes vanuit het Oeralgebergte over de Karpaten met behulp van hun paarden. In de 15e eeuw gebruikten de Hongaarse huzaren (lichtbewapende ruiters) hun ruiterkracht in strijd tegen de Turkse overheersers. Vooral de moed, snelheid en mobiliteit van de paarden en de ruiters waren bepalend.

De paarden luisterden gehoorzaam naar het klappen van de zweep. Ze waren aan het geluid gewend en schrokken hierdoor niet van de geweerschoten. Een andere manier om de vijand te misleiden, was het laten liggen van de paarden. Vroeger was het van levensbelang dat de huzaren bij het gevaar dat dreigde, één waren met hun paarden. Zo waren ze een minder makkelijk doelwit op de open vlakte en konden ze overleven.

De csikós (ruiters) lieten ons al deze technieken zien. Het vertrouwen tussen mens en het dier is mooi om te zien. Ronac maakte nog een rondje op een echt Noniuspaard maar ik bleef in de huifkar zitten. Op de één of andere manier was ik wat moe vandaag. Na de tocht over de poesta bezochten we in het dorp Hortobágy nog het Pásztor múzeum (herdersmuseum ) en een expositie over de zeldzame zilverreigers en andere vogels die in deze regio voorkomen. Om 18:00 uur dienden we de expositie te verlaten omdat het museum ging sluiten.

We zochten een restaurant om te eten en kwamen terecht bij Hortobágyi Csárda. Het gebouw stamt uit 1699 en was vroeger een herberg waar ruiters en hun paarden even konden bijkomen tijdens hun tocht. Je kon hier een typische poesta-maaltijd bestellen. Pappa bestelde een goulash van rund, mamma nam er eentje met schapenvlees, Ronac een ragout met champignons en ik nam een schotel met spek en aardappel. Het eten was voortreffelijk.

In de avond liepen we naar het bekendste bouwwerk van het dorp: de Brug met de negen Gaten. De 92 meter lange brug zou de grootste stenen brug van Hongarije zijn. Helaas zijn we een week te vroeg hier want volgende week wordt bij de brug de jaarlijkse grote veemarkt gehouden en zijn er ruiterfeesten. We zagen nog een prachtige zonsondergang en liepen in het donker terug naar de camping. We gingen ons snel even douchen want we zaten vol met stof van de poesta en gingen daarna naar bed.

Centraal Europa: Dag 18; Ridders van Egri Vár

In de ochtend reden we met de auto naar één van de mooiste delen van het Bükkgebergte. Nabij het dorp Szilásvárad zo’n 30 kilometer noordelijk van Eger ligt het Szalajkadal. Het dorp is het centrum van de prachtige witte Lippizaner paarden In Hongarije. Wij bezochten het dorp niet maar reden naar een parkeerplaats aan het begin van het dal.


Wij liepen naar het treinstation en kochten een kaartje voor een tocht met het treintje dat ons een stuk naar boven bracht. In de zomer rijdt het treintje t met enige regelmaat heen-en-weer over de 5 kilometer lange smalspoorlijn. We hoefden niet lang te wachten. Bij het laatste station stapten wij uit en begonnen we aan de wandeling naar de oermensengrot van Istállóskõ dat boven aan het Szalajkadal ligt. Het was een pittige klim over een smal, glibberig pad. De grot ligt bovenaan de hoogste berg van het Bükkgebergte op zo’n 959 meter hoogte.


Genieten van de prachtige groene omgeving.

Archeologen vonden in de grot onder andere resten van twee bewonersgemeenschappen. Zij vonden onderdak in de grot zo’n, 44.000 jaar geleden en 30.900 jaar geleden. Het waren voornamelijk jagers die waren gespecialiseerd in de jacht op de holenbeer, oer bizon en mammoet. Er werden pijlpunten, , beenderen en een fluit met drie gaatjes vervaardigd uit een stuk bot van een holenbeer gevonden. Wat dieper in de grot vonden ze ook een stookplaats. Er was ook een lugubere vondst. Archeologen groeven het gebeente op van maar liefst 27 personen die er het slachtoffer van kannibalisme waren geworden.


de oermensengrot van Istállóskõ

We liepen wat door de grot en begonnen aan de terugweg naar beneden. De natuur is hier schitterend. We volgden het dal en kwamen langs verschillende meren die gevuld worden door een klein beekje. De beek wordt weer gevoed door verschillende bronnen. Op weg naar beneden heeft de beek verschillende watervallen gevormd. De bekendste is de zeventien meter hoge Fáytol trappenwaterval. De waterval stroomt trapsgewijs naar beneden en is ontstaan door kalkafzetting. Ieder jaar is de waterval weer een beetje anders, omdat de bekkens waar het water in blijft staan, aangroeien en veranderen.


De Fáytol trappenwaterval

In dit bos lagen ook nog verschillende oude kweekvijvers voor de viskwekerij. We zagen de vierkante bassins direct langs het pad liggen en deze worden nog altijd gebruikt. De Szalajka-forellen (pisztrang) zwemmen in de bassins lekker hun rondjes. We kwamen nog langs een hertenkamp en voor we het wisten waren we alweer terug bij de parkeerplaats. We aten een broodje in de auto en reden terug naar de camping om de auto achter te laten.

We hielden even een “zen” moment en vertrokken daarna voor alle festiviteiten naar het centrum van Eger. Voordat we naar de burcht gingen aten we iets bij één van de gezellige restaurantjes. Wij namen pasta en pappa en mamma hadden halušky met stoofschotel. Na de lunch liepen we naar de burcht. Het gebied rondom Eger is al bewoond sinds de steentijd. In de 11e eeuw werd het pas echt belangrijk toen koning István er een bisschopszetel stichtte. De restanten van het bisschoppelijk paleis liggen binnen de muren van de burcht (Egri Vár). Toch is de burcht het meest bekend om “het beleg van Eger”.

Tijdens de oorlog tegen de Turken vielen in 1522 veel burchten zonder verzet in Turkse handen. In 1552 werd de stad door een grote Turkse legermacht omsingeld. De Hongaren (2000 soldaten met hulp van hun vrouwen en kinderen) hielden 40 dagen stand tegen de Turkse aanval. Onder leiding van István Dobó vochten de verdedigers van de burcht succesvol tegen een overmacht van 100.000 Ottomaanse soldaten. Doordat de verdedigers telkens van bastion verwisselden kregen de Turken het idee tegenover een veel grotere verdedigingsmacht te staan.


De belegering van Eger

Dappere vrouwen en kinderen hielpen de Hongaarse soldaten mee en goten vanaf de kasteelmuren kokend water en teer op de Turkse belegeraars. De naam van de bekendste wijn van Hongarije, Egri Bikavér (“stierenbloed”) komt voort uit twee legendes rond deze overwinning. De Hongaarse verdedigers kregen hulp van de legendarische “strijdende vrouwen van Eger”. Volgens de legende mengden zij stierenbloed door de wijn, waardoor de kracht en de strijdlust van de verdedigers toenam. Een ander verhaal dat verteld wordt is dat kasteelcommandant István Dobó tijdens de strijd tegen de Turken zijn oververmoeide en verzwakte manschappen wijn te drinken gaf. De wijn pepte de Hongaren op, en zo verschenen ze, half dronken, op de kantelen van de burcht.

De belegeraars zagen het rode vocht van de Hongaarse snorren en baarden druipen en dachten dat de Hongaren stierenbloed hadden gedronken. Met het kromzwaard tussen de benen sloegen de Turken op de vlucht. Iemand die het bloed van een stier gedronken had was immers onoverwinnelijk.” In 1596 keerden ze echter terug en toen lukte het hen wel de burcht te veroveren.


Martelmuseum in het kasteel.

In de burcht werden onder andere verhalen nagespeeld van het beleg. Er waren Hongaarse krijgers, Turkse krijgers, vaandeldragers, ambachtslieden en marktkoopmannen te zien. We liepen lange tijd rond en amuseerden ons super. Bij een van de marktkramen kochten wij een ridder outfit. Zwaard en helm. We konden zo mee doen in het thema, haha.


Onze twee strijders hielden ook een aantal heroïsche gevechten in het kasteel.

We bezochten ook nog de onderaardse gangen waar een tentoonstelling was met allerlei martelwerktuigen. Een beetje luguber allemaal. Toen het wat donker werd dronken we wat op het binnenplaats en oefenden onze riddermoves op het plein. In het donker liepen we terug naar de camping. We dachten een stukje af te snijden door een andere weg te nemen maar dit pakte net verkeerd uit. We liepen uiteindelijk een stuk om maar voor ons als ridder was dat geen probleem. Moe van alle gevechten en indrukken, vielen wij al snel in slaap.

Centraal Europa: Dag 17; Barok Eger

We hadden vandaag geen uitgebreid programma. Mamma moest in de ochtend eerst twee wasjes in de wasmachine doen. Pas toen dat klaar was liepen we naar het centrum van Eger om lekker te gaan lunchen. Tijdens onze wandeling naar het centrum kwamen we langs de Basiliek van Eger. Het is de op één na grootste basiliek van Hongarije. De basiliek werd in 1831 – 1836 in korte tijd gebouwd in classicistische stijl.


De twee heilige boontjes waren onder de indruk.

We namen een kijkje in deze prachtige kathedraal en voelden ons echte heilige boontjes toen we in de kerkbanken zaten. We liepen verder en gingen bij een van de vele restaurantjes in het centrum zitten. Ronac en ik bestelden een wrap, mamma uiensoep en pappa nam goulashsoep. De ober had het verkeerd begrepen en bracht maar één wrap in plaats van twee. Ik moest dus nog eventjes wachten.

In de tussentijd snoepte ik lekker mee van de soepen. Goulash, in het Hongaars Gulyás, is wereldbekend en dé Hongaarse specialiteit. De originele goulash is een soep. De ingedikte variant die wij kennen is een vleesstoofpot en heet in het Hongaars Pörkölt. De soep wordt bereidt in een grote ketel (bogrács) die boven een houtvuur wordt gehangen. De uiensoep van mamma werd geserveerd in een hardgebakken brood. De uiensoep lost de binnenkant van het brood op en zo krijg je een zacht uienbroodje om op te eten. Gelukkig had ik nog plaats over voor de heerlijk wrap die na 15 minuten alsnog werd geserveerd.

Na de lunch liepen we verder door het centrum. Overal zagen we mooie barokke gebouwen. De barok is de architectuurstroming die gedurende de 17e en het begin van de 18e eeuw bloeide. De bouwstijl is weelderig en met veel versieringen. Bij de bouw werden veel ornamenten en decoraties van marmer en dure soorten hout gebuikt. Het draait in deze bouwstijl voornamelijk om pracht en praal.

In het hart van de stad ligt het Dobóplein. De sfeer van het plein wordt bepaald door de uitstraling van de Minorieten-kerk en het grote standbeeld van István Dobó, de kapitein en verdediger van de burcht tijdens de aanval van de Turken in 1552. Op het plein was ook een fontein waar je doorheen kon rennen. De kunst is natuurlijk om dit te doen zonder nat te worden. Ik bleef redelijk droog maar Ronac kwam er helemaal nat uit. We hadden veel lol en wisten van geen ophouden. We liepen verder in de richting van Egri Vár, de burcht van Eger.

We wilden het graag bezoeken maar zagen dat er vanaf morgen een festival zou beginnen. Na wat informatie te hebben gekregen bij de kassa, besloten we om hier morgen nog een dag extra te blijven en dan het festival te bezoeken. We liepen verder door het centrum en kwamen uit bij de overdekte fruit- en groentemarkt. Overal zagen we soorten paprika wat het belangrijkste kruid en ingrediënt is in de Hongaarse keuken. Oorspronkelijk komt de paprika uit Midden-Amerika en is deze door de Spanjaarden naar Europa gebracht.

Via Italië werd de paprikaplant vervoerd naar Turkije, de Balkan en Hongarije. In Hongarije kreeg de paprika haar naam. De paprika wordt gekweekt in verschillende kleurvariaties, vormen, grootte en scherpte (pittigheid). We zagen de bekende rood, geel, oranje en groene varianten maar er waren ook witte, bruine en paarse varianten te vinden op de markt.


Een slush hoort er natuurlijk ook bij, lekker fris!

Tijdens het groeien is de paprika groen, paars, bruin of wit. Tijdens het rijpen verandert de kleur naar rood, geel, bruin of oranje. De smaak van de paprika verandert ook tijdens het rijpen. Rijpe paprika’s zijn zoet terwijl onrijpe paprika’s eerder kruidig met een bittere smaak zijn. We kochten wat paprika’s, groenten en fruit. Bij een andere winkel kochten we een pan zodat we deze avond in de gezamenlijke keuken op de camping zelf een pasta konden maken.


Ronac was niet bang voor de rare snuiters en wilde graag met ze op de foto.

Op de terugweg kwamen we op het Dobóplein nog mannen in klederdracht tegen. Zij waren reclame aan het maken voor het festival dat dit weekend in Eger plaats zou vinden. We liepen op ons gemak terug naar de camping. Wij speelden lekker even op het grasveld terwijl mamma een snelle pasta klaarmaakte in de keuken. We aten aan een van de picknicktafels in de keuken omdat het licht begon te regenen. Na het eten belden we via What’s App met oma Margriet. Zij vierde vandaag haar verjaardag en wij zongen haar toe via de telefoon. In de avond keken wij een filmpje in de tent want met regen valt er buiten niet veel te doen.

Centraal Europa: Dag 16; Grotten van Nationaal Park Aggtelek

Helaas verlieten we vandaag de camping en het Slowaaks paradijs alweer. We zouden doorrijden naar buurland Hongarije. Jammer want in deze streek zijn nog een hoop mooie wandelingen te maken. Samen met pappa en mamma ruimde ik de tent op terwijl Keyro zijn boek lag te lezen op de picknicktafel. Hij had helemaal geen oog voor zijn omgeving en zat compleet met zijn gedachten in het boek. Voor de grap reden wij weg en nog had hij niets door. Pas toen we hem van een afstandje riepen besefte hij dat wij en de tent weg waren. Hij stapte snel in en we checkten uit.


Keyro zat zo diep in zijn boek dat hij ons niet hoorde vertrekken.

Om bij de grens te komen moesten we eerst rondom de bergen van het Slovenský Raj rijden. Het was een slingerende weg en op een gegeven moment moest ik overgeven. Normaal merk ik het altijd wel op tijd en heb ik de mogelijkheid om een plastic zak te pakken en daar in de spugen maar nu kwam het totaal onverwachts. Mijn tablet, kleding, autostoeltje, de grond en stoel voor mij spuugde ik helemaal onder. De weg was smal en er was maar weinig plek voor pappa om de auto te stoppen. De plek waar we stopten was niet ideaal maar alles moest schoongemaakt worden. De tablet was de eerste zorg en daarna moest ik uit de auto om me te verkleden en zo kon de auto ook schoongemaakt worden. Gelukkig hadden we twee flessen water bij ons en afwasmiddel. Het lukte pappa en mamma het meeste overgeefsel weg te halen. De geur bleef helaas wel hangen en dat zou ook nog wel even duren.

We vervolgden onze weg in de richting van de grens met Hongarije. We kwamen door kleine dorpjes en soms leek het of de tijd even had stil gestaan. In de omgeving met de grens zagen we het uiterlijk van de mensen veranderen. In de geschiedenis werden de grenzen van Slowakije en Hongarije vaker verlegd. Daardoor wonen er veel Duitsers en Serviërs in Slowakije en Hongarije.

De groep mensen die we hier zagen zijn zigeuners die Roma genoemd worden. Het is de verzamelnaam voor de grootste groep zigeuners die we kennen. Roma betekent “mensen” in het Romani (zigeunertaal). De Roma wonen in Europa, Noord en Zuid- Amerika, het Midden-Oosten en India. De meeste Roma wonen in Hongarije, Roemenië en de Balkanlanden. In de vijftiende eeuw trokken er voor het eerst zigeuners van India naar Hongarije. Het waren nomaden en ze trokken rond van land naar land. Ze hebben hun eigen taal en eigen cultuur. Onder andere de Hongaarse regering vond dat ze op één plek moesten blijven. Nu wonen de Roma vaak in woonwagenkampen of armoedige wijken.

Het leven van de Roma is niet gemakkelijk. Ze hebben een slechte naam en er zijn er veel vooroordelen over de Roma. Zo zouden ze stelen, liegen en veel dingen doen die volgens de wet niet mogen. Volgens de Roma is er zeker criminaliteit maar niet iedere Roma doet hier aan mee. Vroeger kwamen de Roma aan geld door het volk te vermaken. Zo traden ze op als waarzegster op de kermis of werd de toekomst voorspeld door middel van de hand of kaarten te lezen. De Roma staan bekend om hun opzwepende manier van muziek maken. Ze spelen vaak in een orkest op een viool, een bas, een gitaar of een accordeon. De kleding van de vrouwelijke Roma is vaak kleurrijk en sierlijk. Ze dragen jurken of rokken en veel sieraden ( gouden ringen, armbanden, oorringen en kettingen), kleurige hoofddoekjes en sjaaltjes. Het haar van de Roma is meestal zwart en de huid donker. Logisch want hun voorouders komen uit India.

Net voorbij de grens ligt het Nationaal Park Aggtelek met de bekendste en grootste druipsteengrotten in Hongarije. Samen met het aangrenzende Nationaal Park Slovenský kras (Slowaaks karst) staat het op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. In het Nationaal Park Aggtelek zijn tot nu toe 712 grotten gevonden. Natuurlijk zijn deze niet allemaal toegankelijk voor publiek. Er zijn drie ingangen (één natuurlijke en twee kunstmatige) om het Baradla Barlanggrottenstelsel te bezoeken. Wij reden naar de natuurlijke ingang bij het dorpje Aggtelek en zouden de Baradia-grot gaan bezoeken. Het kaartjes kopen ging erg vlot en we konden er met onze Europas betalen.

Heel fijn omdat we nog geen Hongaarse Forinten hadden kunnen pinnen. We moesten nog even wachten tot de rondleiding zou beginnen. De groep bleek vrij groot te zijn en de rondleiding was in het Hongaars. We hadden wel een Engels programma met uitleg meegekregen zodat we beter begrepen wat we allemaal zagen. Het Baradia grottenstelsel is op Hongaars grondgebied zo’n 17 kilometer lang en het werd in het verleden bewoond door de prehistorische mens. De grot wordt nog steeds bestudeerd door wetenschappers vanwege de prachtige geologie.

In de grot zagen we de ondergrondse rivier Styx, enorme druipstenen (stalagmieten en stalactieten) en enorme rotshallen. De grotten zijn op een natuurlijke manier ontstaan in het kalksteen. Het ontstaat door stromen van koolzuurhoudend water die door de kalksteen heen vloeien. Hierdoor wordt de kalksteen langzaam oplost. Het proces van oplossen wordt het Karst verschijnsel genoemd. Er ontstaan vaak prachtige vormen zoals pegels, zuilen en pilaren. Op de plaats waar de waterdruppels door het dak van de grot sijpelen ontstaat een stalactiet.

Op de plaats waar de druppels op de bodem vallen ontstaat een stalagmiet. Als beiden elkaar raken ontstaat er een zuil. De stalactieten en stalagmieten groeien maar enkele centimeters per eeuw. Pappa en mamma leerden ons het verschil te onthouden tussen stalactieten en stalagmieten. Het ezelsbruggetje is: stalactieten zijn net tieten, die hangen! Haha, wat een lol hebben we hierom gehad.

Onze gids was af en toe wat snel met het uitdoen van het licht maar toen we hem dit duidelijk hadden gemaakt, bleef hij netjes wachten tot de laatste deelnemers aan de rondleiding, voorbij waren. Wat we tijdens de rondleiding zagen was echt sprookjesachtig en onbeschrijfelijk. Je moet het gewoon zelf zien, echt heel mooi! Na de rondleiding reden we verder in de richting van de stad Eger in het Noordoosten van Hongarije.

Halverwege werd het even spannend omdat we bijna zonder diesel zaten. Gelukkig vonden we net op tijd een Shell tankstation en konden we daar in de buurt ook direct Forinten pinnen bij een bankgebouw. Het was best nog een stuk rijden en de weg ging vooral binnendoor. Eger ligt in een vallei tussen het Mátra- en het Bükk-gebergte en de uitzichten onderweg waren prachtig.

We hadden een camping gevonden aan de rand van het centrum van Eger en hoopten dat er nog plaats vrij was. Camping Tulipán had nog plaats en we reden wat rond voor een plekje. De meeste plaatsen waren afgebakend met heggetjes en er was maar weinig schaduw te vinden. De tent was vrij snel opgezet en we hadden wat tijd om even te relaxen en verder niets te doen.

De camping is omringd door wijngaarden en ligt in Szépasszonyvölgy, de vallei van de Mooie Vrouwen. In deze vallei vindt men veel wijnkelders waar de streek om bekend staat. We liepen er naar toe en zagen direct dat het vrij toeristisch van opzet was. Er bleek zelfs een treintje vanuit het centrum hier naar toe te rijden. Er zijn veel restaurants en op grote schaal wijnkelders, zo’n 200 in totaal.

Hier kun je wijn proeven en direct van de wijnboeren een fles wijn kopen. De bekendste wijn van Eger is de donkerrode, kruidige Egri Bikavér. De wijn wordt ook wel het “Stierenbloed van Eger” genoemd. Wij namen plaats bij één van de vele restaurants en Keyro en ik bestelden een schnitzel met frietjes en pappa en mamma namen een schotel met gepaneerde groenten (bloemkool, champignons), gebakken kaas, schnitzel en aardappelen.

Mamma bestelde een glas stierenbloedwijn (Egri Bikavér) en ze vertelde ons dat het haar goed smaakte. Op de terugweg maakte ik nog een flinke smakker op de straat. Keyro liep te treiteren en daardoor stapte ik naast de stoeprand. Ik kwam keihard met mijn mond en kin op de straat terecht. Gelukkig bloedde alleen mijn tong en had ik geen gat in mijn kin. Het was vooral de schrik die mij van streek maakte. Op de camping gingen Keyro en ik nog wat spelen in het donker totdat het licht begon te regenen en we naar bed moesten.

Centraal Europa: Dag 15; Klimmen en klauteren in Slovenský Raj Nationaal Park

In de ochtend vertrokken we redelijk op tijd in de richting van het Slovenský Raj Nationaal Park. We reden als eerste naar camping Podlesok in Hrabušice. De camping is gelegen aan de rand van het Slowaaks paradijs (Slovenský Raj Nationaal Park ) en veel wandelingen starten op deze plaats. Er stond een file om het terrein op te komen. Wij melden de parkeerwachter dat we voor de camping kwamen en konden doorrijden. Bij de receptie van de camping vroegen we of er een huisje beschikbaar was. Er was er eentje beschikbaar maar hiervoor vroegen ze € 90,00 per nacht en dat vonden wij wel heel erg prijzig. We besloten om gewoon de tent maar weer op te zetten.


De volgende camping.

We worden zo langzamerhand steeds handiger en sneller met het opzetten van de tent. De camping bestond uit twee terreinen waar je de tent op kon zetten. Wij vonden uiteindelijk een mooi plaatsje aan het einde van de camping. Al snel kwamen we er achter dat het sanitair niet geweldig was. Er waren maar twee gebouwen wat erg weinig is gezien het aantal kampeerplekken die er zijn. Bij de damestoiletten functioneerde maar één van de drie fatsoenlijk. De camping was omheind en afgesloten met een slagboom waarvoor we een elektronische bleeper hadden gekregen bij de receptie.

De tent werd super snel opgezet zodat we nog een beetje op tijd aan de wandeling konden beginnen. De wandeling die we hadden gekozen, was die door de bekendste en meest bezochte, Suchá Belá kloof. Door aardverschuivingen en de eeuwenlange inwerking van water zijn er in dit kalksteengebied prachtige kloven en diepe dalen gevormd. Voordat we aan de wandeling konden beginnen, moesten we entree betalen voor het Nationaal Park. Het werd meteen duidelijk dat het een zeer populaire wandeling is want we kwamen heel veel mensen tegen.

Het eerste stukje liepen we langs en af en toe door de bedding van een beek omhoog. We liepen over keien en de wortels van bomen en probeerden het water te vermijden. We waren blij met onze waterdichte wandelschoenen want af en toe liep de enige weg toch door het water. We werden klam en vochtig en al snel begonnen we te zweten. Soms liepen we over houten bruggetjes waar af en toe planken ontbraken en op sommige plaatsen konden we ons alleen maar vast houden aan de kettingen in de muur. In het midden van de kloof kwamen we terecht in een lange wachtrij.

Hier moesten we met smalle klimladders naar boven klimmen. De ladders zorgden voor veel oponthoud omdat het voor veel wandelaars een zwaar gedeelte van de wandeling is en er ook een hoop mensen bang zijn. Terwijl we moesten wachten, bouwden we dammen met stenen in het stroompje. Het wachten duurde lang en toen we dan eindelijk konden beginnen aan de beklimming van de ladders, wilde Ronac niet meer gaan. Hij was bang maar ik niet. Ik sprong de ladder op en begon in rap tempo aan de klim naar boven. Mamma volgde mij daarna kwam Ronac en pappa sloot onze rij af. Ronac was helemaal in paniek en was huilend de ladder op aan het klimmen. Het pad is eenrichtingsverkeer dus we konden ook niet terug.

Voor Ronac was het extra lastig want hij kon zich alleen maar vasthouden aan de sporten van de bijna verticaal staande gladde ladder. Wij konden ons nog vasthouden aan een ketting in de muur maar daar is Ronac nog te klein voor. Met een schreeuwende Ronac klommen we langzaam op de smalle ladder en langs watervalletjes naar boven. Je moet niet naar beneden kijken als je hoogtevrees hebt want dan durven veel mensen niet meer verder. Eenmaal boven aan gekomen hadden we een volgende beproeving. We moesten om een uitstekende rots heen. De enige houvast was een ketting en een paar gladde roosters boven de afgrond.

Vervolgens ging de route nog een lang stuk langs de rotswand over de metalen, gladde roosters. Wat later kwamen we weer bij trappetjes en houten bruggetjes. Ronac was ondertussen over zijn angst heen en liep weer als een kievit. Snel en behendig liepen we over de keien, bruggetjes, roosters en vlonders. De stijging van de wandeling was zo’n 400 meter en de top van de kloof lag op 950 meter hoogte.

Natuurlijk moesten we ook een weg terug naar de camping volgen. Dit pad was een stuk gemakkelijker dan de heenweg en liep door de bossen. Af en toe was de afdaling lastig doordat de kleine paadjes over keien en boomwortels liepen. We waren na ongeveer vijf uur wandelen weer bij het startpunt. We zochten een tafeltje bij restaurant Rumanka dat direct naast de camping is gelegen.


Gelukkig kon Ronac achteraf weer lachen.

We hadden flinke dorst en er werden milkshakes, bier, kofola en een Tatratea likeur besteld. De Tatratea is een traditionele thee-likeur uit het Tatra-gebergte. Er zijn zes verschillende varianten verkrijgbaar met alcoholpercentages van 22 tot 72%! Mamma nam de citrus (citroen en limoen) variant met een alcoholpercentage van 32%. Zij vond deze likeur al veel te sterk maar pappa vond het wel lekker.

Het avondeten smaakte goed na onze lange wandeling. Pappa had halušky met bryndza en spek, mamma risotto, Ronac vleesdumplings en ik had gepaneerd kaas met frietjes. Als toetje haalden wij zelf bij het buffet buiten nog een lekker Magnum ijsje. Voordat het donker werd speelden pappa en ik nog een partijtje voetbal op het veldje voor onze tent. Ronac ging lekker op de picknickbank zitten en keek naar het kampvuur dat één van onze buren aanmaakte. Wij vielen die avond in slaap met zang en gitaarspel van andere buren. Gelukkig klonk dit veel beter dan de oude man met zijn microfoon een aantal dagen geleden op de camping in Belá.