Helaas verlieten we vandaag de camping en het Slowaaks paradijs alweer. We zouden doorrijden naar buurland Hongarije. Jammer want in deze streek zijn nog een hoop mooie wandelingen te maken. Samen met pappa en mamma ruimde ik de tent op terwijl Keyro zijn boek lag te lezen op de picknicktafel. Hij had helemaal geen oog voor zijn omgeving en zat compleet met zijn gedachten in het boek. Voor de grap reden wij weg en nog had hij niets door. Pas toen we hem van een afstandje riepen besefte hij dat wij en de tent weg waren. Hij stapte snel in en we checkten uit.

Keyro zat zo diep in zijn boek dat hij ons niet hoorde vertrekken.
Om bij de grens te komen moesten we eerst rondom de bergen van het Slovenský Raj rijden. Het was een slingerende weg en op een gegeven moment moest ik overgeven. Normaal merk ik het altijd wel op tijd en heb ik de mogelijkheid om een plastic zak te pakken en daar in de spugen maar nu kwam het totaal onverwachts. Mijn tablet, kleding, autostoeltje, de grond en stoel voor mij spuugde ik helemaal onder. De weg was smal en er was maar weinig plek voor pappa om de auto te stoppen. De plek waar we stopten was niet ideaal maar alles moest schoongemaakt worden. De tablet was de eerste zorg en daarna moest ik uit de auto om me te verkleden en zo kon de auto ook schoongemaakt worden. Gelukkig hadden we twee flessen water bij ons en afwasmiddel. Het lukte pappa en mamma het meeste overgeefsel weg te halen. De geur bleef helaas wel hangen en dat zou ook nog wel even duren.
We vervolgden onze weg in de richting van de grens met Hongarije. We kwamen door kleine dorpjes en soms leek het of de tijd even had stil gestaan. In de omgeving met de grens zagen we het uiterlijk van de mensen veranderen. In de geschiedenis werden de grenzen van Slowakije en Hongarije vaker verlegd. Daardoor wonen er veel Duitsers en Serviërs in Slowakije en Hongarije.
De groep mensen die we hier zagen zijn zigeuners die Roma genoemd worden. Het is de verzamelnaam voor de grootste groep zigeuners die we kennen. Roma betekent “mensen” in het Romani (zigeunertaal). De Roma wonen in Europa, Noord en Zuid- Amerika, het Midden-Oosten en India. De meeste Roma wonen in Hongarije, Roemenië en de Balkanlanden. In de vijftiende eeuw trokken er voor het eerst zigeuners van India naar Hongarije. Het waren nomaden en ze trokken rond van land naar land. Ze hebben hun eigen taal en eigen cultuur. Onder andere de Hongaarse regering vond dat ze op één plek moesten blijven. Nu wonen de Roma vaak in woonwagenkampen of armoedige wijken.
Het leven van de Roma is niet gemakkelijk. Ze hebben een slechte naam en er zijn er veel vooroordelen over de Roma. Zo zouden ze stelen, liegen en veel dingen doen die volgens de wet niet mogen. Volgens de Roma is er zeker criminaliteit maar niet iedere Roma doet hier aan mee. Vroeger kwamen de Roma aan geld door het volk te vermaken. Zo traden ze op als waarzegster op de kermis of werd de toekomst voorspeld door middel van de hand of kaarten te lezen. De Roma staan bekend om hun opzwepende manier van muziek maken. Ze spelen vaak in een orkest op een viool, een bas, een gitaar of een accordeon. De kleding van de vrouwelijke Roma is vaak kleurrijk en sierlijk. Ze dragen jurken of rokken en veel sieraden ( gouden ringen, armbanden, oorringen en kettingen), kleurige hoofddoekjes en sjaaltjes. Het haar van de Roma is meestal zwart en de huid donker. Logisch want hun voorouders komen uit India.

Net voorbij de grens ligt het Nationaal Park Aggtelek met de bekendste en grootste druipsteengrotten in Hongarije. Samen met het aangrenzende Nationaal Park Slovenský kras (Slowaaks karst) staat het op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. In het Nationaal Park Aggtelek zijn tot nu toe 712 grotten gevonden. Natuurlijk zijn deze niet allemaal toegankelijk voor publiek. Er zijn drie ingangen (één natuurlijke en twee kunstmatige) om het Baradla Barlanggrottenstelsel te bezoeken. Wij reden naar de natuurlijke ingang bij het dorpje Aggtelek en zouden de Baradia-grot gaan bezoeken. Het kaartjes kopen ging erg vlot en we konden er met onze Europas betalen.
Heel fijn omdat we nog geen Hongaarse Forinten hadden kunnen pinnen. We moesten nog even wachten tot de rondleiding zou beginnen. De groep bleek vrij groot te zijn en de rondleiding was in het Hongaars. We hadden wel een Engels programma met uitleg meegekregen zodat we beter begrepen wat we allemaal zagen. Het Baradia grottenstelsel is op Hongaars grondgebied zo’n 17 kilometer lang en het werd in het verleden bewoond door de prehistorische mens. De grot wordt nog steeds bestudeerd door wetenschappers vanwege de prachtige geologie.

In de grot zagen we de ondergrondse rivier Styx, enorme druipstenen (stalagmieten en stalactieten) en enorme rotshallen. De grotten zijn op een natuurlijke manier ontstaan in het kalksteen. Het ontstaat door stromen van koolzuurhoudend water die door de kalksteen heen vloeien. Hierdoor wordt de kalksteen langzaam oplost. Het proces van oplossen wordt het Karst verschijnsel genoemd. Er ontstaan vaak prachtige vormen zoals pegels, zuilen en pilaren. Op de plaats waar de waterdruppels door het dak van de grot sijpelen ontstaat een stalactiet.
Op de plaats waar de druppels op de bodem vallen ontstaat een stalagmiet. Als beiden elkaar raken ontstaat er een zuil. De stalactieten en stalagmieten groeien maar enkele centimeters per eeuw. Pappa en mamma leerden ons het verschil te onthouden tussen stalactieten en stalagmieten. Het ezelsbruggetje is: stalactieten zijn net tieten, die hangen! Haha, wat een lol hebben we hierom gehad.
Onze gids was af en toe wat snel met het uitdoen van het licht maar toen we hem dit duidelijk hadden gemaakt, bleef hij netjes wachten tot de laatste deelnemers aan de rondleiding, voorbij waren. Wat we tijdens de rondleiding zagen was echt sprookjesachtig en onbeschrijfelijk. Je moet het gewoon zelf zien, echt heel mooi! Na de rondleiding reden we verder in de richting van de stad Eger in het Noordoosten van Hongarije.
Halverwege werd het even spannend omdat we bijna zonder diesel zaten. Gelukkig vonden we net op tijd een Shell tankstation en konden we daar in de buurt ook direct Forinten pinnen bij een bankgebouw. Het was best nog een stuk rijden en de weg ging vooral binnendoor. Eger ligt in een vallei tussen het Mátra- en het Bükk-gebergte en de uitzichten onderweg waren prachtig.
We hadden een camping gevonden aan de rand van het centrum van Eger en hoopten dat er nog plaats vrij was. Camping Tulipán had nog plaats en we reden wat rond voor een plekje. De meeste plaatsen waren afgebakend met heggetjes en er was maar weinig schaduw te vinden. De tent was vrij snel opgezet en we hadden wat tijd om even te relaxen en verder niets te doen.
De camping is omringd door wijngaarden en ligt in Szépasszonyvölgy, de vallei van de Mooie Vrouwen. In deze vallei vindt men veel wijnkelders waar de streek om bekend staat. We liepen er naar toe en zagen direct dat het vrij toeristisch van opzet was. Er bleek zelfs een treintje vanuit het centrum hier naar toe te rijden. Er zijn veel restaurants en op grote schaal wijnkelders, zo’n 200 in totaal.
Hier kun je wijn proeven en direct van de wijnboeren een fles wijn kopen. De bekendste wijn van Eger is de donkerrode, kruidige Egri Bikavér. De wijn wordt ook wel het “Stierenbloed van Eger” genoemd. Wij namen plaats bij één van de vele restaurants en Keyro en ik bestelden een schnitzel met frietjes en pappa en mamma namen een schotel met gepaneerde groenten (bloemkool, champignons), gebakken kaas, schnitzel en aardappelen.

Mamma bestelde een glas stierenbloedwijn (Egri Bikavér) en ze vertelde ons dat het haar goed smaakte. Op de terugweg maakte ik nog een flinke smakker op de straat. Keyro liep te treiteren en daardoor stapte ik naast de stoeprand. Ik kwam keihard met mijn mond en kin op de straat terecht. Gelukkig bloedde alleen mijn tong en had ik geen gat in mijn kin. Het was vooral de schrik die mij van streek maakte. Op de camping gingen Keyro en ik nog wat spelen in het donker totdat het licht begon te regenen en we naar bed moesten.