Dag 23; Fly Emirates

Op tijd stonden we op voor ons laatste ontbijt. Ik nam geen brood vanmorgen maar een curry zoals de Sri Lankanen dat ook doen in de morgen. Onze spullen plaatsten we in de minibus en we vertrokken naar het Bandaranaike vliegveld. Het bleek in de spits een kwartiertje rijden te zijn. Nana zette ons voor de ingang van de vertrekhal af. We bedankten hem voor alles wat hij voor ons gedaan heeft. We zullen hem toch een beetje gaan missen en ik geloof dat het voor hem ook wel zo was. Ik had een mooie tekening over Sri Lanka voor hem gemaakt en daar hadden we ook zijn fooi bij gedaan. Met een goede knuffel namen we afscheid met de belofte om hem foto’s te mailen.


Op de terugweg naar Maastricht.

We liepen de vertrekhal binnen en zochten de incheckbalie op om onze bagage achter te laten. We checkten ons in en wat bleek: op de vlucht Dubai – Dusseldorf hadden we opnieuw niet de plaatsen die we online gereserveerd en ingecheckt hadden. Pappa en mamma gingen terug maar de jongen maar hij kon er niets aan veranderen en gaf ons, naar zeggen, vier plaatsen op de middelste rij. De douanecontrole ging allemaal reuze snel en in de wachtruimte kwamen we Harry en zijn gezin tegen. We wisselden verhalen uit over de laatste week van de vakantie totdat we aan boord konden van het vliegtuig. Aan boord kregen we weer een leuke kinderattentie van het cabinepersoneel en ook een kinderlunch met allerlei lekkernijen. Tussendoor moesten we in Dubai van vliegtuig verwisselen en daar vlogen we met een nieuw vliegtuig verder naar Düsseldorf.

De vier stoelen lagen niet alle vier naast elkaar maar een Nederlandse man ruilde direct zijn plaats met ons zodat we toch alle vier naast elkaar zaten zonder gangpad in het midden. Het was tegen acht uur toen we arriveerden op het vliegveld van Düsseldorf. Voor ons was het al veel later en de vermoeidheid sloeg toe toen we op de bagage aan het wachten waren. Oma Evelien haalde ons op en bracht ons naar Geleen en pappa reed ons verder terug naar huis. Ushi had het goed naar haar zin gehad bij oma Evelien en was al thuis. Het zal voor haar ook wel even wennen zijn. Ronac en ik waren allebei in slaap gevallen en werden zelfs niet wakker toen pappa en mamma ons in onze eigen bedjes legden. Wat hebben we weer een fantastische vakantie gehad met zijn vieren. Sri Lanka bleek een mooi, groen en divers land te zijn. De mensen zijn gastvrij en vriendelijk en het eten was heerlijk. We hebben met volle teugen genoten van dit land!

Dag 22; Naar Colombo

Onze laatste dag reisden we via de zuid- en westkust terug naar de hoofdstad Colombo. Onderweg kwamen langs plaatsen waar het nog steeds zichtbaar was welke schade de tsunami had aangericht in 2004. De tsunami, veroorzaakt door een zeebeving, ontstond in de buurt van Indonesië en verplaatste zich over de hele Indische oceaan. De vloedgolf overspoelde o.a. de kust van India, Thailand. Somalië en Sri Lanka. De golven werden groter naar mate ze aan de kust aanspoelden en sleurden werkelijk alles met zich mee. Het maakte veel slachtoffers en liet een grote ravage achter. We zagen kale plaatsen waar vroeger huizen hadden gestaan en waar nooit iets herbouwd is. Ik kan me niet goed voorstellen hoe het geweest moet zijn maar verschrikkelijk is het wel. We stopten bij een monument om de slachtoffers van de tsunami te herdenken.


monument ter nagedachtenis aan de Tsunami van 2004.

Onze volgende stop maakten we aan de zuidkust bij het plaatsje Kosgoda. Deze kleine badplaats staat vooral bekend vanwege de zeeschildpaddenopvang. De stranden zijn een favoriete broedplaats voor zeeschildpadden. Vanwege het uitsterven van de zeeschildpadden worden de gelegde eieren verplaatst naar de opvang waar de gevonden eieren worden uitgebroed. De overlevingskans wordt op deze manier groteren de populatie beschermd. Van de zeven soorten zeeschildpadden in de wereld, worden hier vijf soorten beschermd: de soepschildpad (of groene zeeschildpad), de karetschildpad, de onechte karetschildpad, de warana en de lederschildpad. Tijdens de rondleiding kregen wij de ronde eieren in onze handen en later ook schildpadjes van één dag oud, zo schattig. Ik was er helemaal verliefd op en wilde iedere keer een andere oppakken en vast houden. Wanneer de schildpadden gezond zijn worden ze na een aantal dagen vrijgelaten in de zee.

Helaas zagen we ook een aantal volwassen schildpadden die niet terug konden naar de zee vanwege verwondingen. Zo zagen we een paar schildpadden die een voor- of achtervin misten door een ongeluk met een schroef van een boot. Ook waren er albino schildpadden die te veel opvallen in de open zee en een blinde schildpad. Ik vond het interessant om er van te leren en de dieren te zien.


Op de schildpaddenkwekerij.

 
We vervolgden onze weg langs de westkust en zagen daar vele kokospalmen. De kokospalmen groeien het liefst aan zee. De palm heeft een lange, grijze stam die wel 30 meter hoog kan worden. In de top ontstaan de bladeren en de vruchten, de kokosnoten. In veel tropische landen is de kokospalm van groot belang. Men kan alles van de boom gebruiken. Zo kun je er bijvoorbeeld van eten en drinken en allerlei voorwerpen van maken. Wij zagen een man die in de kokospalm geklommen was om daar kokosnoten te plukken. De man bewoog zich behendig met zijn kapmes door de boomtoppen van de palmen. Knap maar levensgevaarlijk!


Een echte palmbomenklimmer, wat een acrobaten zeg!

Hoe dichter we in de buurt van Colombo kwamen hoe drukker het op de weg werd. In de voorsteden kwamen we meteen in de file te staan en het schoot niet echt op. Een flinke regenbui zorgde er ook nog eens voor dat de straten blank kwamen te staan. We hadden onze lunch bij een Chinees restaurant die een goede kwaliteit eten op tafel zetten. Het was smikkelen en smullen. We maakten een kleine stadstour door Colombo. De oorsprong van de stad begon in de 16de eeuw toen de Portugezen aanmeerden en zich op deze plaats vestigden. Later volgden de Nederlanders en de Engelsen en groeide Colombo uit tot een belangrijke havenstad. In de stad stond alles door elkaar heen. We zagen mooie koloniale gebouwen met daarnaast weer moderne kantoorgebouwen. Tempels staan naast moskeeën. Ik vond het geen mooie stad om te zien maar de tegenstellingen zijn zeer bijzonder. We stopten bij het onafhankelijksplein en zagen daar het monument ter nagedachtenis aan de onafhankelijkheid van Sri Lanka in 1948. Bij het monument stond het standbeeld van de eerste minister president van Sri Lanka.

We reden langs het Galle Face Green, een promenade die werd aangelegd om paardenraces en golf te spelen. Het wordt nu gebruikt als park om te ontspannen voor dagjes mensen. We reden door het gebied Colombo Fort waar vroeger het Nederlands en Brits fort stond. Nu is dit district het financiële district en vind je er tussen de historische gebouwen veel banken. We zagen de oude vuurtoren ent het oudste gebouw in Colombo: het Nederlands ziekenhuis (Old Colombo Dutch Hospital). Via het havengebied van Colombo reden we de stad langzaam uit. Het verkeer was erg chaotisch en rommelig.

We stonden tussen volgepropte bussen, pruttelende vrachtwagens, fietsers, trishaws (fietstaxi) en tuk-tuks. We hadden een paar keer een bijna botsing maar Nana had al bewezen een goede chauffeur te zijn en wist iedere keer weer een aanrijding te voorkomen. Ons laatste hotel lag in de plaats Katunayake op ongeveer 7 kilometer van het vliegveld. Het Tamarind Tree Hotel bestond uit 36 luxe bungalows in een mooie groene omgeving. Wij kregen een mooie, ruime bungalow in de buurt van het zwembad. We namen nog even een duikje tot het donker werd en we aangevallen werden door de muggen. Het avondeten bleek bij dit hotel niet inclusief te zijn en daarom wilden we a la carte eten. De ober probeerde ons het buffet op te dringen maar uiteindelijk kregen we toch de menukaart. We bestelden allemaal een pasta die goed smaakte. Voor de laatste keer deze vakantie pakten we onze spullen in. Morgen gaan we dit prachtige land verlaten om terug te gaan naar Nederland.


En nog één keertje zwemmen voordat we weer naar huis gaan.

Dag 21; Nederlandse historie in Galle

Ronac en ik hadden een goede nachtrust ondanks de gezangen van de priesters. Pappa en mamma waren meerdere malen wakker geworden en hadden dus iets minder goed geslapen. We hadden ons ontbijt beneden in het restaurant. Vers fruit vooraf en daarna toast met jam, eitjes en curd. Curd is de specialiteit van deze streek. Het is een zure dikke yoghurt gemaakt van buffel melk die gezoet wordt met treacle (stroop gemaakt van suikerriet). Ik vond het heerlijk. Langs de weg vind je ook veel kraampjes die de curd verkopen in aardewerk potten.


Prachtige uitzichten langs het fort van Galle.

We gingen deze ochtend naar de havenstad Galle. In deze stad viel nog veel te zien van de Nederlandse overheersing. We bezochten het fort dat gebouwd werd door de Portugezen maar door de Nederlanders werd vergroot en verbouwd in 1665. Het fort bleek nog in goede staat, het overleefde zelfs de grote tsunami van 2004. Het fort fungeerde tijdens de tsunami als schokbreker en dit voorkwam dat de achterliggende stad werd weggevaagd. We maakten een wandeling over de fortmuren. Binnen de muren van het fort stonden veel Nederlandse gebouwen zoals het huis van de gouverneur en een oud Nederlandse kerk.

We zagen Nederlandse straatnamen en bezochten op de Lynbaan een museum. In de vitrinekasten zagen we allerlei antiek en verschillende gebruiksvoorwerpen zoals schalen, theepotten etc. We zagen Delfsblauw en Maastrichts aardewerk. Op de binnenplaats zat een man edelstenen te slijpen en een vrouw kant te klossen. We mochten van een van de medewerkers met een emmer water halen uit de oude waterput. Onze volgende stop was bij het National Maritime Archeology Museum dat gehuisvest was in een oud Nederlands warenhuis. We zagen allerlei dingen die te maken hebben met de zee. Bijvoorbeeld de zeevaart historie, boten, koraal en dieren en vissen die er leven.


Twee emmertjes water halen…
Onze laatste stop was bij de gereformeerde “Groote kerk”. De Groote Kerk werd gebouwd in een kruisvorm. Binnen in de kerk lagen in de vloer grafstenen die origineel uit een begraafplaats komen. De kerk werd in 2004 gerenoveerd en is momenteel nog steeds in gebruik. We waren rond 13:30 uur weer terug bij ons hotel en we wilden direct door naar het strand. Zonnebrandcrème op, UV shirt en zwembroek aan en heerlijk het water in. Vanwege de ligging in de baai is de zee redelijk veilig om in te zwemmen. Unawatuna heeft veel schade gehad tijdens de tsunami van 2004, maar is weer opgebouwd.

Op het strand stonden veel palmbomen en er zijn veel kleine restaurantjes en hotels te vinden. We wandelden een stuk langs het strand en gingen bij een van de restaurantjes lunchen. Ik was eigenwijs en zei wel tien keer dat ik niets wilde. Toen pappa, mamma en Ronac hun eten kregen, bleek dat ik toch honger had. Ze wilden niets meer voor mij bestellen maar ik kon wel van de “spicy fried rice met zeevruchten” van mamma mee eten en dat smaakte zeer goed. Samen met mamma zwommen we in zee en speelden we in het zand. Pappa liep naar de stupa en pagode van de vrede.


Daar zaten de lawaaimakers dag en nacht te zingen.
Hij zag daar de “boosdoeners” van de gezangen en hoorde dat er bijna een einde aan zou komen. Er waren bepaalde festiviteiten en het standbeeld van Boeddha werd geverfd. Toen de zon langzaam onderging vertrokken we naar de kamer om ons daar te douchen en van al het zand te ontdoen. Het avondeten hadden we in het drukke restaurant want er was helaas geen plaatsje vrij op het strand. De spullen werden ingepakt en morgen beginnen we alweer aan onze laatste reisdag in Sri Lanka.


De baai van Unawatuna.

Dag 20; Toeristisch Unawatuna


Nog een keer vechten met de golven in de woeste zee.

Na het aankleden en ontbijten konden we nog lekker een paar uur doorbrengen op deze mooie plek aan de kust. Samen met mamma ging ik even naar het zwembad maar al snel had ik daar genoeg van en wilde ik naar het strand. Pappa en Keyro waren weer in gevecht met de hoge golven die op het strand beukten. Rond 11:30 uur moesten we helaas vertrekken en onze spullen pakken.


Ik en mijn vriend Nana.

We verlieten helaas deze prachtige locatie en leuke cabana om verder te reizen naar Unawatuna. We reden het dorpje uit en maakten een korte tussenstop in Kuddawella bij een aardig natuurverschijnsel. Hier maakten we een korte wandeling naar een soort natuurlijke geiser. Tussen de rotsen door komt er af en toe een enorme spuit water omhoog. Dit komt door de getijden werking. Nadat we een paar keer het water hoog hadden zien opspuiten liepen we terug naar onze mini-van.


Blow hole Hummannaya


Wachten op de volgende “uitbarsting”.

Na ongeveer 10 minuten rijden stopten we al bij The Resthouse in Tangalle voor een overheerlijke lunch. Het oude marinehotel, een oud Nederlands bouwwerk, werd een paar jaar geleden opengesteld voor het publiek en je kon hier goed eten volgens Nana. Het zag er nogal luxe uit en overal hingen oude foto’s van vroeger. We namen plaats aan de chique gedekte tafel en bestelden curry. We vroegen de originele Sri Lankaanse curry die veel pittiger is dan die voor de toeristen. Het was echt een genot om hier te eten. De hele tafel stond vol met verschillende soorten curry’s en de berg rijst was enorm. Na mijn eerste twee borden met Dhal curry leeg gegeten te hebben, vroeg ik om meer rijst en begon de ober te lachen. Ik zat gewoon drie borden met rijst en curry te eten.


En alweer heerlijk lunchen.

Naast het Resthouse lag een klein Nederlands fort dat tegenwoordig dienst doet als gevangenis. We stopten ook bij een Nederlandse kerk met Nederlandse architectuur. We keken even binnen en een vriendelijke vrouw vertelde ons over de historie van de kerk en liet ons het een en ander zien. Op weg naar Unawatuna konden we de bekende “steltvissers” zien. Vanwege de regen zagen we er uiteindelijk maar eentje aan het werk. Het steltvissen is een speciale vistechniek die in dit gedeelte van Sri Lanka wordt beoefend. De visser zit op een plank, die is vastgebonden aan een verticale paal die in de zee staat. In de hand hebben zij een hengel of visnet om te vissen. Volgens mij vereist dat wel een goed evenwicht en geduld om zo te blijven zitten en vis te vangen.


Stelt vissers op een mooie dag.
In Unawatuna moesten we even zoeken naar het Thaproban Beach House waar we komende twee nachten zouden verblijven. Unawatuna is een populaire badplaats gelegen in een baai aan de Indische oceaan. Er zijn kilometers lange zandstranden die worden omringd door een prachtige blauwe zee en heuvels vol palmplantages.De naam Unawatuna zou de betekenis hebben: ‘hier is iets gevallen”. Volgens de geschiedenis zou de vliegende apengod Hanuman hier ooit zijn langsgekomen op zoek naar geneeskrachtige kruiden. Precies op deze plek liet hij iets uit zijn handen vallen en zo zou Unawatuna zijn ontstaan. Ons hotel Thaproban Beach House lag direct aan het strand. We kregen een mooie kamer op de eerste etage met uitzicht op het strand en de zee. We pakten wat spullen uit en relaxten wat.


Op het strand dineren in mijn eigen stoeltje.
Erg rustig was het hier niet. Op de Rumassala berg hier ongeveer 1 kilometer hier vandaan staat de stupa en pagode van de vrede. De priesters van de stupa galmen de hele tijd door in een harde megafoon hun verkondigingen en liederen. Het zou een bepaald ritueel zijn en tot de volgende dag duren, heel fijn. ’s Avonds hadden wij ons diner op het strand bij kaarslicht en het ruizen van de zee op de achtergrond. Ronac kreeg een mooie “prinsen”stoel waarin hij goed bleef zitten. Toen we naar bed moesten werden we lange tijd uit onze slaap gehouden door het gegalm van de priesters die de hele nacht doorgingen met hun gebed.

Dag 19; Verering van Ganesha

Op ongeveer 20 kilometer afstand van Tissamaharana ligt het dorp Kataragama. Voor de Hindoes de heiligste plaats in Sri Lanka. Maar ook voor de Boeddhisten en Moslims is het een religieuze pelgrimsplaats. Wij wilden deze speciale plek bezoeken en reden hier vanmorgen als eerste naar toe. We parkeerden bij het centrale plein waar veel kraampjes waren die lotusbloemen, fruitmanden, kaarsen etc. verkochten.


Offers.
Wij wilden mee gaan in de religieuze gebruiken en lieten bij een van de kraampjes een fruitschaal opmaken die we later konden offeren. Ook kochten we een kokosnoot en aanmaakblokjes. Later werd mij duidelijk wat hiervan de bedoeling was. Net zoals vele pelgrims liepen wij richting de centrale park waar de Hindoetempel, de Boeddhatempel en een moskee op één terrein staan. Iedereen houdt rekening met het geloof van anderen en respecteert dit.

Onderweg liepen wij over de brug bij de heilige rivier Menik Ganga die langs het tempelterrein loopt. Veel gelovigen dompelen zich onder of baden in deze rivier, vergelijkbaar met de rivier de Ganges in India. Voordat we bij de Sivan Kovil het terrein konden betreden deden wij onze schoenen uit en lieten deze achter bij de schoenenbewaking. Omdat er nog geen ceremonie bezig was liepen we eerst een stuk over het terrein. Alles was al in voorbereiding op de Esela Perehera, het Kataragama Festival in augustus. Er worden dan duizenden pelgrims verwacht in de stad, er zal dan veel muziek zijn, er zijn olifanten en er is een parade die met godenbeelden door de straten trekt. Sommige gelovigen zullen dan diep in trance raken en lopen met haken in hun lijf of lopen over vuur.


Wassen in de rivier.

Op onze blote voeten liepen we door het zand naar het noorden van het complex en zagen daar de Kiri Vehera stupa. Onderweg kochten we lotusbloemen om deze bij het altaar van Boeddha neer te leggen. De grote witte stupa werd gebouwd door koning Mahasena en dateert waarschijnlijk uit de 3e eeuw voor Christus. De plek zou ook door Boeddha zijn bezocht voor een meditatie (spirituele oefeningen). Net zoals de vele biddende mensen legden wij onze lotusbloemen op het altaar en Nana deed een “vow” dit is een gebed of belofte.

Op onze weg terug kwamen we langs de moskee, de Bodhi-boom en een klein museum dat we niet bezochten. Nana kocht loten voor een of andere loterij en Ronac wilde perse ook een lot hebben. Gelukkig had Nana nog oude loten waar hij niets mee had gewonnen en gaf hij deze aan Ronac. Ook gaven we nog wat klein geld aan enkele bedelaars. We keken bij een kleine visnu tempel naar een zegening van een gezin door een priester. Nana regelde voor ons ook een korte zegening. De kapurala (tempelpriester) zong een lied voor de bescherming van ons gezin en we moesten wat water drinken.


Lotusbloem

Vervolgens liepen we naar de belangrijkste schrijn van Kataragama de Maha Devale. Er was een privé ceremonie aan de gang dus keken wij bij de naastgelegen tempel ter verering van de Hindoegod Ganesha. We werden door een oud vrouwtje aangesproken om de tempel binnen te gaan en te helpen bij een puja-ceremonie voor de goden die in deze tempel zou gaan beginnen. Wie deelt neemt aan zo’n puja verzameld een goed karma. Met een goed karma krijg je, als je ziel terug op aarde komt, een beter leven. We volgden de vrouw en liepen de kleine tempel binnen. Achteraan stond het belangrijkste beeld namelijk die van de Hindoegod Ganesha. Er stonden veel lichtjes omheen.


Ook wij offerden wij lotusbloemen bij Boeddha.

De god Ganesha had een “olifantenhoofd” en was de zoon van Hindoegod Shiva en Parvati. Volgens het verhaal heeft Shiva het mensenhoofd van Ganesha in een boze bui afgesneden en er later een hoofd van een wijze olifant opgezet. Men zegt dat Ganesha moeilijkheden en hindernissen weg neemt en hij is de beschermheilige van reizigers. Hindoes bidden tot Ganesha voor ze aan iets nieuws beginnen, zoals een nieuwe baan of nieuwe school of wanneer ze verhuizen. In de kleine tempel werd een rode mat uitgerold waar we niet op mochten staan en we kregen touwen in onze handen. De touwen waren bevestigd aan de klepel van verschillende bellen. De bellen hadden verschillende groten en het geluid van iedere bel bleek anders te zijn. We moesten aan de touwen gaan trekken om de ceremonie te laten beginnen.

De oude vrouw en een kapurala (tempelpriester) hielpen ons en het was een hels lawaai. Na een aantal minuten verscheen de Sadhu (heilige man) van achter het rode gordijn. Achter het gordijn bevind zich het heiligste de heiligen en het is uitsluitend toegankelijk voor de Sadhu en de tempelpriester. Sadhu of sadhoe betekent: goed persoon, deze persoon heeft de drie Hindoeïstische levensdoelen: kāma (plezier), artha (rijkdom), dharma (juist handelen) opgegeven. De nogal lelijk uitziende sadhu schuifelde wat rond voor de afbeelding van Ganesha en zwaaide met een schaaltje wierrook. Af en toe maakte hij een soort van beweging als verering of gebed naar de God Ganesha. De rituelen die de Sadhu uitvoerde zijn al eeuwenoud. We moesten aan de touwen blijven trekken totdat de ceremonie tot een einde kwam.


Ceremonie voor Ganesha waar wij mee mochten helpen.

Mijn armen waren tegen die tijd helemaal lam van het touwtrekken. Voordat we de tempel uit mochten gaf de Sadhu ons nog een witte stip op ons voorhoofd. Men noemt dit een tikka (of ook wel bindi) en het is een traditionele versiering. Het is een derde oog dat bedoeld is om de blik op de goddelijke wereld te richten en het boze oog af te weren. Aan de stip kun je tevens zien dat iemand in een tempel gebeden of geofferd heeft. Ook kregen we uit een grote pan een handje plakkerige zoete rijst die men eet na een gebed.

We liepen met de kokosnoten naar een hek met middenin een steen. Het aanmaakblokje werd aangestoken en op de kokosnoot gelegd. Pas toen hij was opgebrand, mocht pappa als eerste de kokosnoot kapot gooien op de steen waardoor hij brak. De kokosnoot staat symbool voor voorspoed en wordt kapotgeslagen (bijvoorbeeld aan het begin van iets nieuws ) in naam van Ganesha. De binnenkant van de kokosnoot symboliseert de ziel en de harde schil aan de buitenkant is ons ego. Door de kokosnoot kapot te maken doorbreken we ons ego om zo onze ware zelf te tonen. Alle hindernissen worden zo weggenomen en er volgt voorspoed.

Ons laatste bezoek is aan de Maha Devale, de belangrijkste plaats van Kataragama. In de 2e eeuw v Chr. bouwde koning Dutugemunu hier een schrijn voor de god Kataragama Deviyo,de hindoegod Skanda. In de tempel staat volgens zeggen de originele lans van oorlogsgod Skanda. Er staan vele gelovigen in de rij maar Nana weet ons via een andere rij naar binnen te krijgen. We sluiten ons aan bij de vele wachtende mensen. Velen dragen een grote fruitmand bij zich, de ene nog groter dan de andere. Voorin de tempel stonden in het wit geklede tempelpriesters die de offers, in ons geval de fruitschaal, in ontvangst namen. De schaal werd gezegend door de goden, het geld eruit gehaald en de fruitmand werd van een krans en lotusblad voorzien. Buiten aten we van het fruit en deelden we dit met andere mensen. Net voordat we wilden vertrekken, kwam er nog een muziek- en dansgroep aan. De trommels maakten flink kabaal en er liep een vrouw wervelend te dansen op de opzwepende muziek. We bleven een tijdje staan kijken en gingen weg toen ze stopten. We haalden onze schoenen op en deelden nog wat fruit uit. We liepen terug naar de auto om vervolgens een niet al te lange rit te maken naar Tangalle aan de zuidkust van Sri Lanka.


Onze cabana.
We checkten in bij Palm Paradise Cabanas aan het Goyambokka strand. We kregen een vrijstaand houten huisje (cabana) gelegen tussen de palmbomen. Het huisje staat op houten palen en is binnen en buiten ingericht met houten meubels. De zee was door de dichte begroeiing niet te zien maar we hoorden hem we te keer gaan. We gingen eerst eten bij het restaurant. We waren nog net op tijd want de keuken sloot om 14:30 uur. Nadat we onze buikjes vol hadden gegeten, gingen we natuurlijk naar het strand. Het was een mooi afgelegen tropisch strand en als de zon zou schijnen was het helemaal een paradijsje geweest.

Vanwege het regenseizoen hingen er donkere regenwolken en was de zee erg wild. Het was niet echt veilig om het water in te gaan en te gaan zwemmen. De stroming was sterk en de golven heel hoog en je werd bedolven onder de golven als je het water in ging. Ik ging niet te ver maar pappa trotseerde de golven en zwom een stuk uit de kust. Terwijl ik kung fu speelde met de golven vermaakte Ronac zich in het zand. Toen het begon te regenen keerden we terug naar onze cabana waar we met zand en schelpen onder de veranda speelden.


Woeste hoge golven, daar weet Keyro wel raad mee.

S’ avonds hadden we een drie-gangendiner bij het restaurant. Er werd heerlijke versgevangen tonijn geserveerd. Samen met pappa en Nana ben ik na het eten nog naar de Rekawa Turtle Sanctuary gegaan. Mamma en Ronac bleven thuis. Rekawa is een klein vissersdorp ten oosten van Tangalle. Op een beschermde strook strand was het mogelijk om vijf verschillende soorten zeeschildpadden te zien. De zeeschildpadden komen aan land om nesten te maken. Het Turtle Conservation Project zorgt dat de zeeschildpadden niet gestoord worden tijdens het leggen en dat de nesten niet leeg geroofd worden.

We kregen vooraf informatie van een vrijwilliger over de zeeschildpadden en moesten toen gaan afwachten of er een schildpad aan land zou komen. Uiteindelijk hoorden we dat er eentje was gesignaleerd. Toen we er aankwamen, ging de schildpad net terug naar zee. Ze had geen eieren gelegd en was waarschijnlijk ergens van geschrokken. Ondanks dat we het eieren leggen niet hadden gezien liepen we terug en was het bezoek meteen afgelopen. Jammer dat men alleen maar dacht aan commercie en niet de moeite nam om nog een poging te wagen om een andere schildpad te zien. Voor ons maakte het niet zoveel uit want wij hadden het geluk gehad dit vorig jaar in Suriname ook al te zien. Pas tegen middernacht kwamen we terug bij de cabana waar mamma en Ronac al lekker onder de klamboe lagen te slapen. Ondanks de ventilator en zeewind was het nog flink warm in het hutje. Gelukkig was ik zo moe dat ik al snel in een diepe slaap viel.

 

Dag 18; Op safari

Jeetje, het was heel erg vroeg en nog donker toen pappa en mamma ons wakker maakten. We gingen op jeepsafari in het Yala National Park. De jeep stond buiten het hek van het hotel op ons te wachten. We stapten in en het duurde niet lang meer of we vielen weer in slaap door al het gehobbel van de 4WD jeep. Het bleek nog een half uurtje rijden te zijn naar de ingang van het nationale park. We waren de tweede wachtende in de rij om het park binnen te gaan en moesten wachten tot het hek open ging. Yala National Park is een van de oudste en bekendste nationale parken van Sri Lanka. Het park beslaat een oppervlakte van 1297 km² wat Yala National Park het grootste natuurgebied van het land maakt. Het Yala National park wordt gezien als één van de hoogtepunten van Sri Lanka en is daarom ook zeer druk bezocht door toeristen.


Op zoek naar wildlife in Yala National Park.
Eenmaal in het park reden we over zandpaden met tientallen andere jeeps en af en toe zelfs in colonne. Elke jeepchauffeur wilde zijn gasten zoveel mogelijk vogels en dieren laten zien. Nana had onze chauffeur cq spotter gevraagd om naar het leefgebied te gaan van het luipaard. Olifanten zaten hier ook maar deze hebben we in Minneriya National Park al goed kunnen zien. Het gebied was droog bosland met veel open vlaktes en kleine meertjes. We zien al snel verschillende vogels onder andere bijeneters, Indische Nimmerzats (soort ooievaar), ibissen en de nationale vogel van Sri Lanka de Ceylonhoen. Ook zagen we een aantal jakhalzen rondlopen op zoek naar karkassen van dieren om op te eten. Ook zagen we herten, wilde zwijnen, olifanten en krokodillen. Keyro miste het allemaal want die was in een hele diepe slaap en met geen kanon wakker te krijgen.

We zagen verschillende grote krokodillen.

 

Na een paar uur rond rijden en hobbelen, stopten we bij de kust. Op deze plaats konden we even uitstappen, de benen strekken en even iets eten uit ons ontbijtpakket. Op deze plek stond ook het tsunami-monument. Op tweede kerstdag 2004 kwamen in dit park 49 toeristen, chauffeurs en gidsen om het leven door de tsunami die toesloeg tijdens hun safari. Het lukte Keyro uiteindelijk om wakker te worden en het laatste stukje van de safari mee te beleven. Een luipaard werd helaas niet gevonden. Uiteindelijk verlieten we Yala park en waren we rond de klok van 11:00 uur terug bij ons hotel.


Nu weet ik waarom ze deze dieren waterbuffels noemen.

Natuurlijk werd ons gevraagd of we op eigen kosten in de middag nog een keer op safari wilden gaan. Keyro wilde het zo graag dat pappa en mamma toezegden en we dus nog een keer gingen. Om de tussenliggende tijd te overbruggen gingen we lekker naar het zwembad om te zwemmen. Er waren twee Nederlandse meisjes waar we een tijdje mee speelden totdat zij vertrokken naar hun nieuwe bestemming. We werden om 15: 00 uur  opnieuw afgehaald door dezelfde chauffeur. Eerst de circa 21 kilometer naar het park en toen snel naar het west-blok van het park. In dit gebied van het park heb je de meeste kans om het mysterieuze luipaard te spotten. Keyro zat op zijn “spotterstoel” en zag heel erg veel dieren maar geen luipaard.


Even genieten op het strand tijdens een pauze in Yala NP.

We reden lange tijd rondjes over de verschillende wegen net zoals veel andere jeeps. Het leek erop dat iedereen op zoek was naar één van de 35 in het park levende luipaarden. Ondanks de vele auto’s werd het luipaard niet gespot. Onze chauffeur belde met bevriende collega’s maar niemand had iets vernomen of gezien. Gelukkig werd onze zoektocht af en toe wel onderbroken door andere dieren die wel konden spotten. We zagen een paar bijeneters en een landvaraan van wel heel dicht bij. Ook zagen we een paar die op de weg liepen. Onze gids haalde wat acrobatische toeren uit en wurmde zich met zijn jeep tussen de andere jeeps voor een betere positie. Toen de olifanten weg waren reden we verder en draaide de chauffeur op de weg. Dit werd gezien door de parkbewaking en hij kreeg een flink standje van een man met een geweer in zijn hand dat hij dat niet mocht doen. De reden waarom hij draaide was dat er bericht was dat er in de buurt een luipaard gesignaleerd was.

We reden samen met een hoeveelheid andere jeeps drie keer hetzelfde pad af maar geen luipaard. Helaas begon het donker te worden en moeten de jeeps voor een bepaalde tijd het park uit zijn. Indien de chauffeur zich hier niet aan de regels houdt , krijgt hij een boete. We moesten dus echt omdraaien en terug keren naar de uitgang. Vlak voordat we het park uitreden, kwamen we oog in oog te staan met een zogenaamde “tusker”. Zo noemt men een mannetjesolifant met enorme slagtanden ook wel. Het was weliswaar nog geen volgroeid mannetje maar hij had wel flinke slagtanden. Hij liep wat heen en weer op de weg. We konden hem echt heel goed bekijken en bijna aanraken. Van zo dichtbij hadden we de olifanten zelfs in Minneriya National Park niet gezien.


Overstekende olifanten.

Ondanks dat de luipaarden zich ook tijdens deze twee safari’s niet lieten zien vonden we het allemaal toch zeker de moeite waard. Het landschap was prachtig en we hebben veel dieren kunnen zien. Na terugkomst fristen we ons snel op en gingen daarna direct naar het restaurant voor het avondeten. Opnieuw was het goed verzorgd met een voorgerecht, soep en keuze uit twee hoofd- en nagerechten. Morgen verlaten we deze plek voor voor een volgende bestemming aan het strand.

 

 

Dag 17; Ceylon thee

Vandaag verlieten we de bergen en namen we afscheid van het aardige personeel van Hotel Heaven Seven. Voordat we echt vertrokken naar Tissamaharama bezochten we nog een theeplantage in de buurt van Nuwara Eliya. Helaas werd er in het weekend niet gewerkt op de theeplantages maar konden we toch een fabriek bezoeken. De fabriek Pedro Estate lag tussen de hellingen van de groene theeplantages.

Voordat we aan de rondleiding begonnen kregen we mutsjes op en schorten aan. De mevrouw die ons rondleidde vertelde ons alles over de afkomst en het ontstaan van thee. Van oorsprong komt thee uit China. Rond 1610 werd een eerste kleine hoeveelheid thee naar Nederland gebracht. Pas later in de 17e eeuw begon de VOC grotere hoeveelheden thee naar Nederland te verschepen. Op Java en Sumatra werden door de Nederlanders theeplantages aangelegd. De Engelsen deden hetzelfde in India en op Sri Lanka (toen Ceylon, vandaar de naam ‘Ceylonthee’).


Thee was tot de 18e eeuw een zeer dure drank en werd alleen gedronken door rijke mensen. Het proces om thee te fabriceren begint allemaal met het plukken van de theebladeren. De theestruiken groeien voornamelijk in een tropisch of subtropisch klimaat en liggen meestal op een berghelling. Hoe hoger de struiken liggen, hoe beter de kwaliteit van de thee. Het plukken van de theebladeren gebeurde hier met de hand. Bij de oogst worden alleen de jonge blaadjes van de struik geplukt. De pluksters brengen de volle manden naar de fabriek en dan begint het verwerkingsproces.

Op de verzamelplaats wordt de oogst gecontroleerd en gewogen en naar de fabriek getransporteerd. Eerst worden de theebladeren gedroogd totdat er ongeveer 30% vocht uit is. Het drogen duurt op de natuurlijke manier circa 18 uur en op de machinale manier circa 8 – 10 uur. Vervolgens gaan de bladeren in een machine die de blaadjes kapot maakt en opgerold en zich daarna mengen met zuurstof (oxidatie).

De uitzondering is de groene thee, deze wordt niet geoxideerd maar alleen gestoomd. Het oxideren en het gistingsproces gaat daarna verder. De bladeren worden bij circa 25 graden verwarmd en natgemaakt. Hierdoor krijgt het blad de bruine kleur en de smaak (het aroma). Na dit proces worden de bladeren opnieuw gedroogd en gezeefd door schudschijven en op grootte gesorteerd. De theebladeren worden op afmeting in bakken gedaan en vervolgens in grote zakken gedaan.


Na al deze bewerkingen blijft er van ongeveer 100 kilogram geplukte bladeren, ongeveer 20 kilogram zwarte thee over. Als de zakken gevuld zijn worden ze getransporteerd naar veilingen waar de thee wordt verkocht. De thee wordt verkocht aan theepakkers/fabrikanten in verschillende landen. Zij kunnen theesoorten mengen en smaakjes toevoegen (aromatiseren) bijvoorbeeld; Earl Grey (citrusfruit), perzik, kaneel etc. Daarna wordt de thee verpakt in theezakjes (95%) en de rest wordt los verkocht. Na de rondleiding kregen we nog een heerlijk kopje Ceylonthee om van te genieten. Mamma kocht nog een pakje losse Ceylon thee om thuis te kunnen thee leuten.


Aan het einde van de rondleiding een lekker kopje thee drinken.

We stapten in de minibus en vertrokken in de richting van Tissamaharama. Het rijden op de wegen in Sri Lanka bleef iedere dag een belevenis. Zelfs hier in de bergen werd er voor een bocht nog net even een bus, vrachtwagen of iets anders ingehaald. Je ziet het gebeuren en het gaat toch iedere keer net goed. Onderweg stopten we nog bij een Hindu tempel. Pappa en mamma stapten uit om te kijken maar Keyro en ik bleven lekker even zitten. De slingerweggetjes maakten ons wat misselijk maar de uitzichten bleven schitterend. We maakten een stop net na Ella, een klein dorpje in de heuvels.

We zagen een mooie waterval waarvan het water van metershoog naar beneden kletterde en zagen de bekende Ella kloof. Natuurlijk stonden ook hier veel kraampjes en probeerden ze mensen allerlei prullaria te verkopen. Ze probeerden zelfs gewone stenen te verkopen als edelstenen en we zagen ze gewoon langs de kant van de weg liggen?! Ik kan me niet voorstellen dat er mensen zijn die daar in trappen?


Vlakbij Tissamaharama werd het een stuk drukker. Tissamaharama (ook wel Tissa genoemd) is een eeuwenoud stadje en tegenwoordig populair als startpunt voor een bezoek aan het Yala national Park. Tissamaharama was tot de 3de eeuw voor christus de hoofdstad van de regio Ruhuna. In de wewa ( een waterreservoir) aangelegd in de 3de eeuw als waterbevoorrading, zagen we veel mensen zwemmen. Ook zagen we een grote witte stupa die ook nog dateert uit deze periode. Toen we bijna op onze plaats van bestemming waren, gingen we nog wat eten bij een groot restaurant in Tissamaharama. Het eten was goed maar werd een beetje overschaduwd door het feit dat ik onverwacht werd gekrabd door een kat die onder mijn stoel zat. Ik had het dier helemaal niet gezien of aangeraakt. Waarschijnlijk was het geschrokken en zette hij daarom zijn nagels lichtjes in mijn been.

Mamma maakte het meteen goed schoon maar het personeel begon meteen te zeggen dat we naar het ziekenhuis moesten gaan in verband met hondsdolheid. Pappa en mamma gingen meteen zoeken naar informatie op internet (met dank aan Wifi verbinding in het restaurant) om een beslissing te kunnen nemen of er wel of geen actie ondernomen moest worden. Uiteindelijk namen ze het besluit om de kleine kras komende dagen goed schoon te maken en er niet mee naar het ziekenhuis te gaan, gelukkig voor mij. Vanaf het restaurant was het nog maar vijf minuten rijden naar ons hotel dat net buiten Tissamaharama lag.


En opnieuw was er weer tijd voor waterpret, joepie!

Bij het kleinschalige Hibuscus Garden Hotel checkten we in en kregen we een mooie ruime kamer in een van de bungalows. De opzet van het hotel is ruim met een aantal bungalows met in totaal 16 kamers gelegen aan een mooie natuurlijke tuin en zwembad. Wij trokken onze zwembroeken aan en doken in het fijne zwembad. Het avondeten werd geserveerd in het hoofdgebouw op de eerste verdieping. Keyro was zo moe dat hij na de soep al terug naar de kamer ging om te slapen. Ik bleef met mamma achter en at mijn eten en natuurlijk mijn “icecream”. Het was uiteindelijk een lange dag en ik lag ook al snel in dromenland.

Dag 16; Hiken naar World’s End


Het was vroeg (5:30 uur) en nog donker toen de wekker ging. Ik had veel moeite om op te staan en mijn warme bed uit te komen. Toch stonden we een half uur later klaar om te vertrekken naar de Horton Plains. We kregen een ontbijtpakket mee die we onderweg op konden eten. Helaas had de 4WD vertraging en stonden we een half uur voor niets te wachten. In de auto vielen Ronac en ik allebei weer in slaap en gelukkig duurde de rit zo’n 1 ½ uur. Bij de park entrance maakten pappa en mamma ons wakker en om ongeveer 8:15 uur vertrokken wij aan onze wandeling. Nana ging niet met ons mee vanwege klachten aan zijn voet maar dat vonden wij niet erg. Zo konden we lekker ons eigen tempo lopen en ons eigen ding doen.


Met walkie-talkies hielden we contact met pappa en Ronac.

De Horton Plains, staat op de werelderfgoedlijst, is een hoogvlakte gelegen tussen de 2100 en 2300 meter hoogte. Vroeger was dit het domein van olifanten, luipaarden en apen maar dat is verleden tijd. De wandeling die we gingen maken was zo’n 9 kilometer. Al snel zagen we hoe uniek het landschap was. Het eerste gedeelte ging door grasland en langs kleine moerassen. In het landschap staan veel rododendrons, dit zijn struiken tot kleine bomen met prachtige bloemen. Het gebied staat bekend om zijn diversiteit van planten, bomen, vlinders en dieren. Na het grasland kwamen we in een wat dichter bosgebied ook wel “cloud forest” of nevelwoud genoemd.


Het was echt sjiek om door het nevelwoud te hiken.

Het was duidelijk waarom alles hier zo weelderig groeit en bloeit want het was er vochtig en klam. Het ene moment zag je veel en het andere moment was je in een nevel van mist gehuld. We liepen over smalle, steile en meestal rotsige paadjes die voornamelijk door erosie tot stand zijn gekomen. Af en toe liepen we flink omhoog om vervolgens weer voorzichtig af te dalen. Als eerste kwamen we aan bij Mini Worlds’s End, de afgrond was hier wel 270 meter diep. Vanwege de wind moesten we ons goed vast houden en niet te dicht bij de rand komen. Nadat we weer iets verder hadden gelopen kwamen we aan bij het daadwerkelijke World’s End.


 World’s end.
Het plateau eindigde op dit punt en er was een 900 meter diepe afgrond. We hadden geluk met het weer en het was redelijk open zodat we van het dal en een adembenemende uitzicht konden genieten. Bij mooi weer zou je zelfs de Indische oceaan moeten kunnen zien liggen. Ook hier stond weer veel wind dus oppassen geblazen. We aten een kipsandwich uit ons ontbijtpakket en dat gaf ons nieuwe energie om verder te gaan met de wandeling. Vanaf de plateaurand van World’s End volgden we de weg naar de BakersFalls en kwamen we opnieuw langs mooie vergezichten. Tijdens het lopen werden we aangemoedigd door Ronac die liedjes aan het zingen was.

Vlak voordat we een grillig bos in zouden lopen, moesten we nog even naar het toilet. Er waren hokjes en een wc-pot in de openlucht en ik heb nog nooit zo’n prachtig uitzicht gehad terwijl ik een plasje deed op het toilet, uniek! Eerst was het een stuk steil klimmen tussen de bomen door. Eenmaal boven aangekomen moesten we een steil pad naar beneden volgen om bij de BakersFalls te komen. Ik weet niet hoe pappa het voor elkaar kreeg met Ronac op zijn rug maar hij was heel snel uit ons gezichtsveld verdwenen. Samen met mamma klauterde ik veilig en wel naar beneden.


Baker’s falls.

De watervallen waren 20 meter hoog maar zijn vooral indrukwekkend door de breedte. Er kletterde flink wat water naar beneden. We rusten uit en vertrokken toen er een stel “lompe Hollanders” arriveerden. Het was een flinke klim naar boven maar ik klauterde heel goed en was als eerste boven. Natuurlijk zat ik helemaal onder de modder en schrammen maar dat kon mij niets schelen. Het laatste stuk van de wandeling ging weer door de graslanden. Af en toe zagen we beekjes en meertjes. Soms scheen de zon even en dan was er weer de mist. Op de laatste paar honderd meter van de wandeling begon het te regenen.


Omhoog klauteren over het steile pad.

Nana stond ons op te wachten en we liepen snel naar de 4WD minibus. Op de parkeerplaats zagen we nog een groot Sambarhert. Het prachtige dier was groot, had een donker bruine vacht en een gewei. De dieren leven meestal alleen en niet in kuddes zoals andere herten wel doen. Ronac viel in slaap en miste hierdoor de heerlijke verse vanilleyoghurt die Nana onderweg kocht bij de lokale melkfabriek.


Sambarhert.

Tegen de klok van 13:30 uur waren we weer terug bij ons hotel. We kleedden ons om, douchten ons en wilden daarna even naar het dorpje lopen. Toen we net onderweg waren begon het flink te regenen en we namen de eerste de beste tuk tuk die we zagen. We hadden geen zin om af te dingen en betaalden de jongen 100 roepie (€ 0,50) voor een ritje van een paar kilometer. Het centrum stelde niet veel voor en we liepen wat langs de winkels en over de groentemarkt. We hadden een late lunch bij een van de weinige restaurantjes die we konden vinden.

We namen kleine broodjes (worstenbroodjes, roti kip) maar die smaakten zo lekker dat we er nog een paar haalden. We liepen terug naar het hotel en zagen onderweg nog wat typisch Engelse huizen en tuinen met rozen. Ook kwamen we langs een wedstrijdbaan voor paardenraces. Ons diner stond om 19:00 uur klaar en we gedroegen ons voorbeeldig. Het hoofdgerecht was mijn favoriete eten namelijk spaghetti bolognese. Na het eten vielen onze oogjes bijna dicht en zat er niets anders op dan lekker in ons bedje te kruipen en te gaan slapen.

Dag 15; Treinreis naar Nuwara Eliya


Wachten op de trein vanuit Negombo.

We vetrokken vanmorgen rond de klok van 8:00 uur en haalden eerst de ring van mamma op bij de juwelier. Ik vond hem super mooi geworden en vind hem ook echt bij haar passen. We reden door naar Peradeniya waar we bij het treinstation werden afgezet. We waren ruim op tijd en gingen nog wat eten en drinken kopen bij de plaatselijke winkeltjes. Op het station zaten veel mensen te wachten op de trein die uit Colombo moest komen. Als snel hoorden we dat de trein ook nog eens een uur vertraging had. Dat betekende dat we nog langer moesten wachten.


 Eindelijk vertrokken!

Uiteindelijk kwam de oude stoomtrein die maar dertig kilometer per uur rijdt het station binnen rijden. Het trein werd in de 19e eeuw gebouwd door de Britten en er is weinig veranderd sinds die tijd. Wij hadden vaste plaatsen in de observatiewagon al bleken deze stoelen niet allemaal naast elkaar te zijn. Veel toeristen gaan met deze trein naar Nuwara Eliya en de rit duurt zo’n 3 tot 4 uur en de afstand is nog geen tachtig kilometer. Men zegt dat het één van de mooiste treinritten van Azië is. Met de ramen en deuren open vetrok de trein aan de rit. In het begin stopten we bij kleine dorpjes maar al snel zagen we alleen nog maar het prachtige berglandschap. Er kwamen vele theeplantages voorbij en af en toe zagen we geen hand voor ogen door de mistflarden. Het landschap is uniek en sprookjesachtig te noemen.


Keyro speelde potjes “pesten” met pappa en ik keek lekker naar buiten. Tijdens de reis kwamen er af en toe mannetjes langs met grote manden gevuld met snoep en etenswaren. Wij kochten heerlijke warme, gebrande, chilipinda’s, lekker! Pappa werd op een gegeven moment meegenomen naar de gang om met een groepje Sri Lankaanse mannen een sigaretje te roken en sterke drank te drinken.


Potje pesten in de trein.


Dolle pret in de trein.

Ik liep naar voren waar een heleboel kinderen zaten en speelde met hen. Ik kreeg van alles toegestopt, snoep en lokale koekjes, de laatste keihard dat Keyro zijn tand er zelfs los van ging zitten. Mamma maakte een praatje met de vrouwen en iedereen amuseerde zich goed. Wat een unieke treinreis samen met vriendelijke lokale mensen. We genoten er iedere minuut van.


Kiekeboe!

De treinreis duurde veel langer dan verwacht en om 17:00 uur stapten we uit bij station Ambewela waar Nana ons op stond te wachten. Natuurlijk konden we de trein niet verlaten zonder afscheid te hebben genomen van de mensen die we hadden leren kennen. We zwaaiden ze na totdat de trein helemaal was verdwenen. We reden nog een ½ uur naar het plaatsje Nuwara Eliya (spreek uit “Nureilya”). De plaats ligt op ongeveer 1890 meter hoogte in de bergen.

Het wordt ook wel “Klein Engeland” genoemd vanwege de Engelsen die hier in de koloniale tijd kwamen vanwege het koele klimaat. In het straatbeeld zie je nog veel van de Brits koloniale bouwstijl terug. De regen in deze streek zorgt voor een vruchtbare grond en we zagen veel akkers waar groente (o.a. prei, wortel, kool, ui) op werd verbouwd. Terwijl ik sliep, checkten we in bij Hotel Heaven Seven en kregen daar de suite aangeboden. Het personeel was vriendelijk en we kregen een heerlijk kopje Ceylon thee. Het was opmerkelijk koud en in onze suite was het niet echt veel warmer. De wind gierde langs de ramen en deden de gordijnen licht bewegen. Onze suite leek op een klein appartement met keukentje, zithoek, badkamer en slaapkamer. In de slaapkamer stond een klein kacheltje die we direct aanzetten. Snel de korte broeken en T-shirts uit en op zoek naar warmere kleding. Je ziet duidelijk verschillen in het klimaat binnen de regio’s. Langs de kust is het gemiddeld zo’n 26 tot 30 graden en loopt de temperatuur niet veel verder op door de oceaanwind. Hoe hoger je komt hoe kouder het wordt, voor iedere honderd meter hoogte daalt de temperatuur met een halve graad. In de bergen kan er van december tot januari ook nachtvorst zijn.

In de bergen valt de regen voornamelijk van juni tot juli en van oktober tot november. Afhankelijk van de moesson regent het dan in de andere delen. In deze periode heerst de zuidwest moesson en dan regent het meer aan de west- en zuidkust en dan is het aan de oostkant aangenaam. In november en februari is het omgekeerd. Het avondeten hadden we in de gemeenschappelijke ruimte en bestond uit een voor-, hoofd-, en nagerecht en tussendoor kregen we ook soep. De presentatie van het eten was leuk en de gerechten smaakten ook goed. Vooral de soep was favoriet bij Keyro en mij. Van al dat zitten was ik niet heel moe geworden en ik had energie voor tien. Ik kon (tot ergernis van pappa en mamma) geen seconde op mijn stoel blijven zitten. Ik mocht met de ober mee naar de keuken en liep met hem mee als hij de gerechten ging serveren. Na het eten gingen we terug naar onze kamer. Daar trokken we onze pyjama aan, zetten de kachel aan en kropen lekker warm onder de dekens. We moeten goed uitgerust zijn want morgen maken we een wandeling over de Horton Plains.

Dag 14; Tempel van de Tand

We bleven vandaag de hele dag in en om Kandy dus we konden iets langer in bed blijven liggen. Na een uitgebreid ontbijt haalde Nana ons op. We hadden ons schema gisteren iets aangepast en daarom gingen we vandaag naar de Tempel van de Tand. De stad Kandy was de laatste hoofdstad van het Singhaleserijk voordat het eiland in 1815 in Engelse handen viel. De stad is vooral bekend vanwege de Dalada Maligwa (Tempel van de Tand) waar volgens de verhalen een hoektand van Boeddha bewaard zou worden.


Wij brachten als eerste een bezoek aan deze beroemde tempel. De ingang was goed beveiligd met gewapende militairen en betonblokken. In het verleden werd er door de Tamil Tijgers een aanslag gepleegd op de ingang van het complex en daarbij zijn vele doden gevallen. Nu bestaat de ingang dus uit hekken, metaaldetectors en militairen. Wel stonden er veel kraampjes met fleurige lotusbloemen die door pelgrims gekocht werden om de tand van Boeddha te vereren. Samen met pappa ga ik door de controle en Ronac ging met mamma.

Om de gebouwen te mogen betreden moesten we uiteraard onze schoenen uit doen en op blote voeten verder gaan. Bij de eerste zaal waar we binnen kwamen, stonden twee mannen te trommelen, dit hoorde bij de puja-ceremonies (offerdiensten) die drie keer per dag uitgevoerd worden. Voor de ruimte waar de heilige tand bewaard wordt, was het erg druk. Veel mensen stonden in de rij, offerden lotusbloemen of zaten op de grond te bidden. Drie keer per dag (‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds) worden er rituelen uitgevoerd en wordt de deur naar de tand geopend. Men krijgt de tand niet te zien, maar wel een gouden kistje op het altaar in de vorm van een stupa waar de tand in zou zitten.


De tand zou na Boeddha’s verbranding uit het vuur zijn gehaald en werd uit India naar Sri Lanka gebracht. Vele eeuwen wordt de tand op Sri Lanka al vereerd. Vanaf Anuradhapura verhuisde de tand steeds mee wanneer de hoofdstad van het Singaleese rijk verplaatst werd. Zo kwam hij uiteindelijk in Kandy terecht. Het duurde nog een tijd voordat de deur werd geopend en Nana besloot om eerst naar het museum te gaan.

Hier zagen we veel schilderijen hangen die het verhaal vertellen van de tand. Voor mij dus makkelijk te begrijpen en ik volgde aandachtig alle schilderijen zodat ik de hele geschiedenis begreep. We stonden al bijna buiten toen we Nana er aan herrinerden dat we de tand nog niet hadden gezien. Hij was het bijna vergeten en we keerden weer terug naar de Inner tempel op de eerste etage. We sloten aan in de rij en liepen tien minuten later in een flits langs de kleine ruimte met de gouden stupa (dagoba). Je hebt maar tien seconden om te kijken en je kunt bijna niet stil staan. Toch was het lang genoeg voor mij om de mooie gouden stupa te zien glinsteren.

Op de terugweg naar de minivan kwamen we nog een olifant tegen. De mahout nam een baby mee en liep met haar een aantal keer onder de buik van de olifant door. Het zou de baby geluk brengen in de toekomst. We reden via een slingerende bergweg naar Peradeniya, een plaats net buiten Kandy. Hier bezochten we de botanische tuinen van Peradeniya.

In 1371 werden de tuinen aangelegd door de toenmalige koning en in 1815 hebben de Engelsen er een botanische tuin van gemaakt. Het regende flink dus onze paraplu’s gingen mee. We bezochten als eerste een kas met allerlei soorten orchideeën. In de tuinen was een verscheidenheid aan bomen en tropische planten en ondanks de regen was het prachtig om er doorheen te lopen. Op de Memorylane stonden bomen die gepland waren door hoogwaardigheidsbekleders o.a. Joeri Gagarin en Indira Gandhi. Onze lunch hadden we in de tuin bij een mooi paviljoen. Om daar te komen moesten we een flink grasveld oversteken en het was echt soppen geblazen in onze schoenen.


Ondanks de regen was de botanische tuin toch prachtig

Toen we aan tafel op ons eten wachten, hoorden we dat er mensen waren met bloedzuigers op hun lichaam. Ik werd een beetje panisch en mamma controleerde ons meteen. Wij hadden niets maar pappa bleek er eentje tussen zijn tenen te hebben. Hij had er niets van gevoeld maar er liep wel een straaltje bloed over zijn voet. Hij haalde hem met een doekje er vanaf, jakkes. Het eten was super uitgebreid en de curry’s pasten niet allemaal op tafel en werden daarom op een extra bijzettafeltje gezet. Het eten en de service was hier echt top en toen we afrekenden konden we bijna niet geloven dat we in verhouding zo weinig hoefden te betalen.


We liepen terug aar de minivan en besloten om niet naar het Millenium park te gaan en als alternatief gingen we naar een edelstenenshop/juwelier. In Sri Lanka worden veel edelstenen gevonden soms hele kostbare. Zo vonden ze hier ooit de grootste en zwaarste blauwe saffier ter wereld. Bij de juwelier kregen we eerst een film te zien, in het Nederlands ook nog, over de mijnbouw en het delven van edelstenen in Sri Lanka, zeer interessant. Na de film zagen we onbewerkt en bewerkte edelstenen zoals saffieren, robijnen en maanstenen. In de winkel keken we even rond en pappa zei tegen mamma dat ze wel een mooi sierraad uit mocht zoeken. Ze had tenslotte nog geen verjaardagscadeau gehad.

Mamma’s oog viel op de bijzondere Cat’s Eye (kattenoog), een mineraal die na bewerking een kattenoogeffect geeft. Bij de juiste lichtinval wordt er een zilverachtige streep veroorzaakt in de steen en dit lijkt op een kattenoog. Er waren verschillende kleuren stenen variërend van grijs, bruinig tot groen. Vroeger waren kattenogen geliefde edelstenen die men combineerde met diamanten. De steen zou je aura beschermen tegen een negatieve energie en het stimuleert geluk, vertrouwen, innerlijke rust en voorspoed. Na wat zoeken, kijken en onderhandelen zocht mamma een mooie steen uit die ze in een ring zouden plaatsen. Morgenochtend zou de ring klaar zijn en konden we hem ophalen.

We bezochten daarna nog een werkplaats voor houtbewerking. Hier zagen we verschillende houtsoorten en hoe je deze in verschillende kleuren kan verven met natuurlijke producten. Het was sjiek om te zien wat een mooie dingen de houtbewerkers allemaal maakten van het hout. Van bed tot kast, maskers en schaakspellen.


Rond 16.30 uur stapten we uit bij de “Kandyan Arts Association Hall” vlakbij de Tempel van de Tand. Hier kregen we een culturele dansshow te zien van de “Kandy Dansers”. Helaas was het druk en waren de voorste rijen al bezet. Gelukkig vonden we een plaatsje op de vijfde rij en hadden we ruim zicht op het podium. Een paar minuten voor aanvang van de show kwam een man mamma en Ronac halen en mochten ze op twee gereserveerde plaatsen op de voorste rij gaan zitten. De show begon met mannen die in rood-witte kleding een oorverdovend lawaai produceren met hun traditionele instrumenten, de “Pancha Thuryas”. Er werden verschillende dansen opgevoerd en die werden begeleid door de muziekinstrumenten.Halverwege moesten Ronac en ik allebei naar het toilet. Snel plassen en daarna weer terug voor de show. Ik glipte snel met mamma en Ronac mee om de tweede helft ook vanaf de voorste rij te kunnen zien.

De dansen waren heel acrobatisch en ik vond het fantastisch. Aan het einde van de voorstelling was er een act met vuurfakkels die ze over hun lichaam lieten bewegen. Ze deden de fakkel zelfs in hun mond! Als laatste werden er kolen aangestoken. Je voelde de hitte er van af komen en toen gingen er twee mannen over heen lopen op blote voeten! Met open mond zaten wij te kijken, hoe kan dat?? Ongelofelijk hoor, zo knap!

Na deze show gingen we terug naar het hotel en regende het nog steeds. We kleedden ons om en gingen lekker wat eten in het goede restaurant van het hotel. Mamma waagde zich aan de verse krab en had veel priegelwerk om de kleine beetjes vlees uit de schaal te halen. Ze liet mij proeven en ik moet toegeven dat het wel heel erg lekker was. Ik nam verder soep, pasta met pestosaus en overheerlijke toetjes. Jammer dat we dit hotel morgen weer verlaten want ik vond het echt een super goed hotel.