Back home (dag 24)

We sloegen officieel onze nacht over en landden omstreeks 7:00 lokale tijd op luchthaven Schiphol.  Zoals het altijd gaat op deze grote luchthaven duurde alles extra lang en moesten we extra ver lopen. Toen we het vliegtuig uitstapten kregen we extra controle in verband met drugsmokkel. Er stond veel marechaussee en er waren drugshonden aanwezig. Een van de honden moest aan mamma’s fototas ruiken maar liep al snel weer weg. Ja, mijn mamma smokkelt echt geen drugs hoor dat kon ik ook wel vertellen.

De bagageband was zeker 20 minuten lopen, lang leve een grote luchthaven, niet dus. Het duurde heel erg lang voordat onze rugzakken op de bagageband verschenen. Voordat we de bagagehal konden verlaten moest onze bagage opnieuw door de röntgencontrole. Ik hielp pappa met de rugzakken op de band te leggen en er weer af te halen. Zo nu waren we toch wel genoeg gecontroleerd dacht ik zo en konden we eindelijk naar buiten.

De taxi van All-in parking stond al te wachten en we konden direct vertrekken. Het was maar een klein stukje rijden naar Roelofarendsveen. We kregen de sleutel van onze auto terug en begonnen aan de terugreis naar Maastricht. We belden naar de oma’s die allebei niet thuis waren maar gelukkig konden we even bij kletsen met opa Leo die de telefoon wel op nam. Ronac viel halverwege de reis in slaap en uiteindelijk lukte het mij ook om nog wat te slapen. Net na Eindhoven ging mamma rijden omdat pappa ook veel te moe was. Tja, we hebben niet zo veel geslapen vannacht dus het is logisch dat we moe zijn. We hadden het ook nog eens ontzettend koud want de temperatuur verschilt bijna 20 graden. Het was in Nederland maar 17 graden, brrrr, koud.

Thuis wachtte ons een cadeautje van oma Evelien. Ze had voor ons een voetbalpoppetje van Playmobil neer gelegd en voor pappa en mamma stond er een mooie lelie in een vaasje. Pappa en mamma waren vandaag alweer 17 jaar bij elkaar. We vonden het jammer dat de vakantie alweer voorbij was maar het was ook wel weer leuk om met ons eigen speelgoed te spelen. Ronac en ik hebben genoten van onze vakantie in Suriname en Curaçao. We hebben zoveel mooie dingen gezien, gedaan, veel leuke, lieve mensen leren kennen en zijn goed uitgerust. Het is voor ons allebei een herinnering om nooit meer te vergeten.

KLM (dag 23)

Onze laatste vakantiedag was aangebroken. We konden in de ochtend nog lekker zwemmen in het zwembad terwijl pappa en mamma alles klaar maakten voor vertrek. De huurauto werd terug gebracht, online ingecheckt, tickets geprint en de laatste dingen ingepakt. Gelukkig konden we tegen een kleine vergoeding tot 14:00 uur in het appartement blijven. Om 13:30 uur kwam er iemand van de receptie het appartement controleren en werden we een kwartier later opgehaald door de beheerder van het resort.

Hij bracht ons met een busje naar het Hato International Airport. Toen we aankwamen rijden zagen we het vliegtuig van KLM net landden op de landingsbaan. De beheerder regelde een poorter om onze bagage naar de drop-off balie te brengen. We waren de bagage al vrij snel kwijt en liepen door naar de douane. Hier moesten we een tijdje in de rij staan en werden we goed gecontroleerd.


Weer op weg terug naar ons kikkerlandje.

In de vertrekhal zochten we een bankje om op te zitten tot we konden gaan boarden. Het boarden verliep op tijd en toen het vliegtuig vol zat, konden we vertrekken. We kregen een speciaal vertrek want de piloot maakte zijn laatste vlucht voordat hij met pensioen ging. Het is een gebruik dat het vliegtuig bij de laatste vlucht door de brandweer wordt nat gespoten en wordt uitgezwaaid. De brandweer van Hato Airport stond klaar en spoot ons nat terwijl de piloot het vliegtuig naar de startbaan taxiede.

De vlucht met KLM duurde in totaal bijna 9 uur. We kregen allerlei lekkernijen aan boord en de service bij KLM was erg goed te noemen op deze vlucht. Aan boord waren kinderspelletjes, LCD schermpjes met films en spelletjes en voldoende versnaperingen en drankjes.  Vanwege het tijdsverschil gingen na ongeveer vier uur vliegen de lampen uit zodat iedereen kon proberen te slapen. Uiteindelijk sliep ik de helft van de vlucht wat voor pappa en mamma ook wel fijn was.

Christoffelpark (dag 22)

Op onze laatste volledige dag op Curaçao vertrokken we naar de Noordwest kant van het eiland. We reden als eerste naar het grootste Nationale park van het eiland. Het Christoffelpark bleek verdeeld te zijn over twee gedeelten. We hadden eigenlijk een wandeling willen gaan maken maar waren weer te laat opgestaan en besloten om beide autoroutes in het park te doen.  In het park lagen drie plantages (savonet, Zevenbergen en Zorgvlied) en het werd in 1978 beschermd gebied.

We betaalden de entree en staken met de auto de grote weg over. De autoroute was eenrichtingsverkeer dus konden we niet verdwalen. De eerste stop was bij de ruïne van de Zorgvlied plantage. We liepen er rond en zagen veel kaarscactussen met enorme stekels en hagedisjes. Een cactus is een vetplant die water opslaat in wortel, stengel of blad. Cactussen groeien met name in gebieden met droge tot minder droge seizoenen. De doorns zijn voor de warmteregulering en bescherming tegen dieren. We zagen ook een grote ronde paal en men vermoedde dat deze diende om slaven wrede straffen te geven.

 

We reden verder door het natuurpark over steile wegen en ons kleine KIA autootje trok het berg op maar net. Er was flink wat hoogteverschil in het heuvellandschap. We maakten een paar stops bij mooie uitzichtpunten. De flora was heel gevarieerd en anders dan op andere plekken op het eiland. Er groeiden wilde orchideeën, cactussen, acacia, agave, baardmos en bromelia’s. Een van de laatste stops was aan de voet van de Christoffelberg, met 377 meter het hoogste punt van Curacao. De berg is vernoemd naar de ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus. Als laatste zagen we nog een ingang van de oude kopermijn. In de rotsen was de koper nog duidelijk zichtbaar.


Uitzicht over het mooie park.

We reden terug naar de ingang bij landhuis Savonet. Het landhuis werd gebouwd in 1645 en behoort tot één van de oudste en grootste plantages van Curacao. Het is nu een museum maar wij bezochten het niet. We aten bij het kleine café een tosti of broodje met iets te drinken. Om ons heen liepen allemaal hagedisjes en Ronac riep steeds “Hadisje, nog één, nog hadisje” grappig was dat. Wij zagen vaak de Blauw-Blauw hagedis die veel voorkomt hier op het eiland. De mannetjes hebben een blauwe kop en blauwgroene poten en staart. De vrouwtjes en kinderen zijn bruinachtig van kleur. Voor ons was het leuk om deze snelle beestjes te spotten.

Onze tweede autoroute ging naar de ruige noordkust. We waren net onderweg of pappa zag al een grote leguaan (Iguana Iguana). Hij rende er hard vandoor en klom snel in een hoge boom.


Ons laatste prachtige strandje.

De lokale bevolking noemt de leguaan ook wel “Yuana” en hij wordt vaak gevangen en gegeten. We maakten een paar tussenstops bij mooie uitzichtpunten. Bij Boka Grandi (grote baai) maakten we een langere stop. We wandelden eerst over een kalksteen rotsplateau op een ondergrond van vulkanisch gesteente. De noordkust was ruig, rotsachtig en er waren hoge golven. De kustlijn was woest en wild en er waaide een flinke wind. De oostelijke tot noordoostelijke passaatwind is bijna altijd aanwezig aan deze kant van de kust. We liepen verder naar beneden om de inham van een andere kant te bekijken.

Verder bezochten we later op de route nog een rotswand met indianentekeningen. De tekeningen zijn bekende diersoorten al kon ik er maar weinig uithalen. De tekeningen zijn vermoedelijk tussen de 500 en 2000 jaar oud. We eindigden onze rondrit weer bij het Landhuis Savonet. Het Christoffelpark is een absolute aanrader, schitterend!


Nog één keer spetteren in het heldere water.

We reden met de auto verder en kwamen al vrij snel aan in het dorp Westpunt. Het werd gesticht door vrijgemaakte slaven na de afschaffing van de slavernij. In het dorp staan veel vakantiehuisjes en verder was er weinig te doen. We stopten bij een restaurant langs de weg om iets te gaan drinken. We maakten kennis met een lokale man die zijn leguaan bovenop pappa’s hoofd zette. Ook sprongen er een paar lokale jongens van de kalkstenen klippen (zo’n 5 meter hoogte) in het heldere water van de baai. We dronken iets op het terras met uitzicht op zee. Ze hadden hier ook een kinderspeelhuisje en we hoefden ons dus niet te vervelen.

Op de weg terug stopten we bij een bekend strand namelijk Kleine Knip (Playa Kenepa Chiki). Ook hier komen veel lokale mensen om te spelen, zwemmen en te barbecueën. Vlakbij dit strand ligt ook het Grote Knip strand.
De stranden zijn vergelijkbaar alleen is het ene groter en het andere kleiner. Wij  hadden we de kleinere gekozen omdat dit vaak wat minder druk en toeristisch is.


Ronac kan ook al heel goed onderwater zwemmen.

Het strand van Kleine Knip lag in een inham ingeklemd tussen de steile rotsen. De Kleine Knip was een gratis strand en er waren verder geen faciliteiten aanwezig. Er stonden een paar palapa’s en bankjes op het strand. Om in de zee te komen moesten we eerst over steenkoraal lopen die regelmatig uit zee aanspoelen. Er werd weer lekker gezwommen, gesnorkeld, gebouwd (zandkastelen en dammen) en gerelaxt. We bleven een lange tijd tot het begon te schemeren en vertrokken toen weer terug naar het appartement.

De avond sloten we af met een diner dat we bestelden bij Kunuku’s Hut. Natuurlijk wilden we weer frietjes met een hamburger, jummie. We gingen vanavond op tijd naar bed want pappa en mamma moesten de spullen weer in gaan pakken. Morgen zit onze vakantie er helaas op en vertrekken we weer naar Nederland.

Willemstad (dag 21)

We vertrokken vandaag naar de hoofdstad van Curaçao, Willemstad. We reden er binnen 30 minuten naar toe en parkeerden de auto op een gratis parkeerplaats vlakbij Hotel Renaissance in de wijk Otrobanda.

Curaçao is een mengeling van verschillende nationaliteiten en culturen. De eerste inwoners waren de Arawak en later de Caiquetioindianen uit Venezuela.
In 1499 werd het ontdekt door de Spanjaarden en in 1634 veroverd door de Nederlanders. In de 17e eeuw was Curaçao het centrum van de slavenhandel. Toen de slavernij werd afgeschaft, bleven de slaven verspreid op het eiland wonen.  De taal van de lokale bevolking is het Papiaments. Het is een mix van Portugees, Spaans, Nederlands en Afrikaanse dialecten.

Willemstad ligt aan de natuurlijke haven “het schottegat” die via de Sint Annabaai met de Caribische zee in verbinding staat. Aan de beide kanten van de Sint Annabaai liggen de bekende  stadsdelen Otrobanda en Punda. Samen vormen deze twee wijken de historische binnenstad. We begonnen onze wandeling in de wijk Otrobanda dat “ander oever” betekend. We liepen richting de Sint Annabaai en zagen aan de overkant de wijk Punda en Fort Amsterdam liggen dat gebouwd werd ter bescherming van de haveningang. Beiden wijken worden met elkaar verbonden door de pontjesbrug (Koningin Emmabrug).

Wij wandelden eerst door de kleurrijke wijk Otrobanda. De wijk is ontstaan toen in de 18e eeuw de wijk Punda te klein werd. Het waren voornamelijk de arbeiders die in Otrobanda gingen wonen. In het straatbeeld zie je dit nog terug aan de kleine rijtjeshuizen. In de volksmond wordt Otrobanda ook wel “hart van Curacao”genoemd. Het waren vooral de Portugezen, Spaanjaarden, Afrikanen en Zuid Amerikanen die zich hier vestigden. In 1969 vertrokken er veel mensen uit Otrobanda en was er veel criminaliteit. In 2001 heeft een Nederlandse zakenman, Jacob Gelt Dekker,  een deel van de wijk laten opknappen. Sinds 1997 staat de wijk op de Werelderfgoedlijst van Unesco. We kwamen uit bij het Brionplein dat omringd werd door veel gekleurde huizen.

We liepen naar de Koningin Emmabrug, ook wel pontjesbrug genoemd. Deze houten brug van bijna 300 meter, verbindt sinds 1888 de wijk Otrobanda met de aan de overkant gelegen wijk Punda. Tegenwoordig gaat het meeste verkeer over de hoge Koningin Julianabrug maar voetgangers maken veel gebruik van de pontjesbrug om de Sint Annabaai over te steken.  De brug moest beweegbaar zijn vanwege de drukke scheepvaart. Het wegdek rustte op 15 pontons en kon hierdoor binnen twee minuten open of dicht draaien. Als de brug open gaat om schepen door te laten, varen er kleine pontjes om mensen naar de andere kant van de Santa Anna Baai te brengen. We liepen de brug over en kwamen zo op de Handelskade in de wijk Punda.  Het is de oudste wijk van Willemstad. We dronken een lekkere milkshake op een van de terrasjes aan de Handelskade. We hadden zicht over de baai en de pontjesbrug. Terwijl wij daar zaten ging de brug ook nog een keer open en zagen we hoe grote en kleine schepen de haven in- en uitvoeren.


Even lekker een terrasje pikken met uitzicht op de pontjesbrug.

We vervolgden onze wandeling naar de De Ruyterkade waar een kleine levendige ‘drijvende markt’ was. Kooplieden, veelal Venezolanen, komen met hun bootjes hun koopwaar aanbieden. Via een grote winkelstraat liepen we naar het Wilhelminaplein met het standbeeld van Koningin Wilhelmina. Het beeld werd opgericht ter ere van de vijftigste verjaardag van koningin Wilhelmina in 1930. Ronac en ik speelden nog even in de speeltoestellen die op het plein stonden.

Vanaf het plein liepen we naar het Waterfront Arches. De boogjes (arches) vormden onderdeel van de muur die Willemstad moest beschermen.  In de muur zijn nu voornamelijk restaurants en winkels gevestigd. We liepen door en kwamen langs het fort Amsterdam. Het fort ligt op een strategische ligging ten zuidoosten van de Sint Annabaai. Toen we langs het fort liepen kwamen we weer uit bij het beginpunt op De Handelskade.

De handelskade is een van de bekendste straten van Curaçao en wereldwijd bekend door de vele foto’s die ervan gepubliceerd worden. De prachtige koopmanshuizen zijn opgetrokken in Amsterdamse stijl met gekleurde gevels in felle pasteltinten. Tegenwoordig worden de huizen aan de kade gebruikt als winkels, kantoren of banken. Op de terugweg naar onze auto kochten we nog een minisouvenir voor een belachelijk hoge prijs die eerst weer in dollars maar later toch met guldens betaald kon worden.

De rest van onze middag brachten we door bij Playa Daaibooibaai. De Daaibooibaai werd in de vorige eeuw gebruikt als haven voor het vervoer van het zout van Jan Kok. Het was een klein strand met veel palapa’s (rieten parasols). In het weekend komen er vooral grote groepen mensen voor feesten en partijen. Ondanks dat het geen weekend was, bleek het toch vrij druk te zijn. Alle palapa’s waren bezet dus zochten we een plaatsje uit onder een van de palmen. Het rook er niet al te fris maar pal in de zon gaan zitten was ook geen optie. We kleedden ons om in badkleding en gingen meteen het verkoelende water van de zee in. Het water in lopen was wat moeilijk door de vele rotsen die er lagen. natuurlijk wilde ik meteen gaan snorkelen en dat gaat hier overal prima. Er was weinig koraal maar ik zag genoeg vissen.

Tussendoor haalden we bij het simpele strandtentje, gerund door Nederlanders, een lekkere friet met mayonaise. Terwijl wij frietjes aan het eten waren vlogen er verschillende vogels om ons heen.  We zagen de Trupial de meest voorkomende inheemse vogelsoort. Hij leek op een merel maar zag er mooier uit met zijn zwarte verenpak en oranjeonderbuik.  Ook vloog er voortdurend een klein vogeltje rond met zwarte vleugels en gele borst. Het bleek een suikerdiefje te zijn. Zijn naam dank hij aan zijn liefde voor zoetigheden zoals nectar van bloemen maar ook zijn ze dol op suiker, fruit, jam en siroop. Ze komen vrij veel voor en is bekend in met name Zuid-Amerika. De vogel leek op een kolibrie maar het suikerdiefje kan niet stil in de lucht blijven hangen. Na het eten werd er nog vol op gespetterd in het water.


We keerden rond 17:00 uur terug naar ons appartement. Wij gingen nog lekker even zwemmen in het zwembad. Na het zwemmen aten we de restjes nasi en pasta van gisteren en eergisteren. We lieten het ons goed smaken en spoelden het weg met wat drinken. Toen pappa en mamma allebei even naar binnen waren, dronken we stiekem van hun cocktails. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat we alcohol dronken maar het smaakte wel erg lekker. Pappa en mamma konden er gelukkig om lachen toen ze het zagen en vonden ons ondeugende boefjes. Ze namen het glas wel meteen weg want alcohol drinken is niet voor kleine kinderen.

Curaçao Sea Aquarium (dag 20)

We reden vandaag met onze huurauto naar het Curaçao Sea Aquarium. Het aquarium lag ten oosten van de hoofdstad Willemstad. Ondanks de omleidingen en omwegen lukte het mamma om pappa de juiste richting uit te sturen en kwamen we binnen 35 minuten aan bij het aquarium. We parkeerden op de betaalde parkeerplaats en liepen naar de ingang. Het was een kleine drukke ruimte waar we onze entreekaarten moesten kopen. Veel mensen stonden heel onduidelijk net wel of net niet in de rij dus het was moeilijk om op de juiste plek aan te sluiten in de rij. De mensen die bij de kassa aan de beurt waren schoten ook niet echt op.
Wat meteen opviel was dat hier alles in Amerikaanse dollars staat aangegeven in plaats van de Nationale munteenheid de Antilliaanse gulden. We betaalden de entree en gingen naar binnen.

Het aquarium werd in 1984 toegankelijk voor het publiek en zo kon iedereen genieten van de mooie onderwaterwereld. Het aquarium was direct gelegen aan de oceaan en heeft hier een open verbinding mee. Het betekent dat er continu vers water uit de zee in  de aquaria komt. Als eerste zagen we de flamingo’s en daarna liepen we langs de verschillende aquaria met vissen uit de Caribische zee.

Ondertussen was het tijd geworden voor de dolfijnenshow bij de Dolphin Academy  en we liepen naar het grote podium bij het bassin om de show te kunnen zien. De dolfijnen zijn familie van de walvisachtige. Ze leven voornamelijk in de ondiepere gebieden van de zee. Ze eten vooral vis en inktvis. De dolfijnen lieten ons zien hoe goed ze kunnen springen, zwemmen en andere kunstjes kunnen doen. Het was een spetterend spektakel om de dolfijnen en hun trainers bezig te zien. Na afloop mocht Keyro van pappa en mamma naar voren om een kus te krijgen van een dolfijn. Ze hadden hiervoor al betaald maar op het moment supreme wilde Keyro niet gaan. Mamma en ik gingen daarom naar het platform. Ook ik vond het toch wel eng om een kusje te krijgen en uiteindelijk was mamma de gelukkige en nam zij het kusje in ontvangst.

Na de show gingen we even iets eten en drinken in het restaurant. Ook hier weer die vervelende dollarprijzen en men leek hetvermoeiend te vinden dat mamma met Antilliaanse gulden wilde betalen. Over het algemeen komen er hier veel Amerikanen met de cruiseschepen en je ziet dat het hier helemaal is ingericht voor deze rijke toeristen die alles betalen. Pappa en mamma vonden het aquarium te commercieel en vroegen zich af of dit ten goede kwam van de dieren. Je kunt er doorlopend zwemmen met dolfijnen of een opleiding doen voor trainer. Jammer maar dat maakte het voor ons niet minder leuk.

Na ons saucijzenbroodje en flesje drinken gingen we naar de “Touch Tank”.  Bij de Touch tank had je de mogelijkheid om verschillende zeedieren aan te raken. Ik voelde aan een zeekomkommer en nam zelfs een zeester op mijn hand. Keyro mocht onder begeleiding van een dierenverzorger de pijlstaartroggen voeren. Hij was een beetje bang maar overwon samen met pappa zijn angst. We zagen ook het voederen van de verpleegster- en citroenhaaien. Wat een enorme tanden en kracht bezitten die in hun kaken. Vervolgens gingen we nog een keer naar de dolfijnenshow omdat wij het zo geweldig vonden en gingen we naar de bioscoop voor een korte film over de geboorte van dolfijnen in dit aquarium.


Soms was het net of je zelf in het aquarium zat.

Buiten het park zagen we nog het verblijf van de zeeleeuwen en hier bleven we staan kijken hoe ze gevoederd werden. We liepen terug naar de auto en besloten op de terugweg te stoppen bij een lekker strandje en daar uit te rusten. Ik viel in de auto in slaap en werd wakker op een zachte bank bij Kokomo Beach. Deze vrij nieuwe beachclub had een jaren 70 uitstraling en er waren veel leuke accessoires om te bekijken. Het strand lag aan de Vaersenbaai en er was een restaurant, bar, beachbar en ligbedden. Het was een mooi strand met palmbomen en ook lag er weer een vlot in de zee waar je naar toe kunt zwemmen. Keyro had lekker gezwommen in de tijd dat ik had liggen slapen. Pappa en mamma wilden echter terug naar het appartement en zo kon ik niet meer in de zee zwemmen. Gelukkig kon ik wel in het zwembad van Kunuku Resort duiken.  Pappa zorgde voor een heerlijk diner met salade en pasta.

Playa Porto Marie (dag 19)

Ik was vanmorgen alweer vroeg wakker. Ik keek eerst nog wat televisie en daarna trok ik mijn zwembroek aan en ging ik zwemmen. In de tussentijd regelde pappa een huurauto bij de receptie zodat we ons gemakkelijker over het eiland konden verplaatsen. Ons resort ligt in het landelijke gedeelte van het eiland dus buiten dorp of stad. In het papiamento wordt het platteland ook wel Kunuku genoemd. Vandaar dus de benaming van het resort waar wij verblijven “Kunuku Resort”.
We kregen de huurauto, een KIA picanto, om 11:30 uur en we reden er meteen mee naar de nabij gelegen supermarkt in het dorp Tera Korá. We haalden een flinke berg boodschappen zodat we de komende dagen niet meer hoefden te gaan. We gingen terug naar het resort om de boodschappen in de koelkast te zetten en lekker wat te eten.


De gebroeders Wahlen aan het snorkelen.

’s Middags zouden we naar één van de vele stranden gaan die Curacao rijk is. We kwamen langs de zoutpannen van Sint Willibrordus waar veel flamingo’s zouden moeten zitten. We stapten uit de auto en zagen in totaal een stuk of 7 flamingo’s in de zoutpannen staan. Meer dan die zeven konden we er echt niet ontdekken. De flamingo’s hadden een zachte roze kleur en stonden in het water. De roze kleur komt voornamelijk door de kreeftjes, weekdieren, wormen en algen die ze eten. Vroeger werd er in deze zoutpannen bij landhuis Jan Kok en Rif Marie zout gewonnen en geëxporteerd naar Nederland. Op de zoutpannen werkten voornamelijk slaven maar tegenwoordig wordt er geen zout meer gewonnen. We kwamen daarna door het dorp Sint Willibrordus dat gelegen is aan de Bullenbaai. Het dorp had een imposante Rooms katholieke kerk in neogotische stijl.

We volgden de bordjes naar de plantage Port Marie, een privédomein aan de westkust van Curaçao. Uiteindelijk kwamen we aan bij Playa Porto Marie gelegen aan de gelijknamige baai. We parkeerden de auto en liepen naar het strand. Voor het strand moest betaald worden maar een deel van de inkomsten komen ten goede van het milieu. We huurden ook twee strandbedden om iets comfortabeler te liggen. Het strand was prachtig met fijn wit zand en een helder blauwe zee. De zee was vrij rustig en in het midden lag een ponton waar je naar toe kon zwemmen. We zwommen er met zijn vieren naar toe en sprongen er om de beurt weer vanaf. Na het zwemmen kregen we bij de bar een lekker ijsje.


Met pappa zwom ik naar een afgelegen baaitje waar het mooi snorkelen was.

Terwijl mamma en Ronac zich op het strand vermaakten, ging ik met pappa snorkelen voor de kust. Er was hier naar wat men noemt een “dubbel rif”  en er wordt geëxperimenteerd met  kunstmatige koraalriffen. We hoefden dus niet ver te zwemmen om koraalrif en vissen te zien. Ronac wilde natuurlijk ook een duikbril op en we lieten hem maar even. Ik vond het moeilijk om door de snorkel adem te halen en daarom zette ik alleen mijn duikbril op en hield mij adem gewoon in om onder water te kijken. Samen met pappa zwom ik een stuk en we kwamen bij een verlaten strandje uit, sjiek. Ik vond het allemaal prachtig, het koraal en de vissen die we zagen.

Na het snorkel- en zwemavontuur kleedden we ons om en gingen we terug naar Kunuku Resort. Mamma maakte een pan met nasi en satésaus van verse pinda’s. Ook wel weer eens lekker. De afwas konden we zo in de vaatwasmachine zetten en zo hoefde mamma verder ook niets meer te doen. Natuurlijk had ik nog niet genoeg gezwommen en dook ik nog even het zwembad in. Toen het donker werd moest ik er uit komen en kon ik in de gezellige woonkamer nog een film kijken voordat ik naar bed ging.

 

Bon Bini Curaçao (dag 18)

Vandaag moesten we erg vroeg opstaan. Pappa en mamma hadden al om 4:15uur de wekker gezet. Ik had een beetje moeite met opstaan maar niet zo erg als Keyro, mijn grote broer werd zoals gewoonlijk niet wakker. Reggie kwam ons iets na vijf uur ophalen en bracht ons nog in het donker naar het vliegveld. Het was nog niet druk op de weg dus  waren we al vroeg bij de incheckbalie. We namen afscheid van Reggie en bedankten hem voor alles. Daarna moesten we wachten tot we konden inchecken. Keyro dronk om 8 uur al een flesje cola, en ik profiteerde mee door ook een paar flinke slokken te nemen.
Na het inchecken en eventjes wachten mochten we door de security check. We kochten nog wat souvenirs van onze laatste Surinaamse dollars. Ik kreeg een sjiek bootje en allebei kregen we een mooie Suriname munt. Om het geld toch maar op te maken kreeg Keyro nog een heel sjiek FC Barcelona pakje. We vlogen iets later dan gepland (10:00uur) weg want er was nog een passagier die niet meewilde. Keyro mocht bij het raampje zitten en ik ernaast. Pappa zat aan de andere kant van het pad helemaal alleen.
Tijdens het opstijgen hadden we wel wat last van wat ze noemen turbulentie. Ik noem het kriebelbuik want het kietelde heel erg in mijn buikje. Sommige mensen in het vliegtuig begonnen zelfs te schreeuwen maar Keyro en ik vonden het allemaal geweldig en zaten hard te lachen. Natuurlijk maakte we er weer een dolle boel van in het vliegtuig, gelukkig dat er meer kindertjes in het vliegtuig zaten. Vlak voor de landing zag ik uit het raampje dat Curaçao een eiland was. Het ligt in de Caribische zee voor de kust van Venezuela. Het behoort tot het Koninkrijk Nederland en is het grootste eiland van de Nederlandse Antillen. Curaçao heet in het Papiamento, de taal die er veel gesproken wordt ook wel Kòrsou genoemd.


Bijna aangekomen…

We landden redelijk op tijd op het vliegveld van Curaçao. Al snel zagen we de borden met Bon Bini dat  “Welkom”  betekent  in het Papiamento. We gingen  door naar de controle waar we als laatste uitkwamen. De rugzakken kwamen al meteen van de band waardoor we snel buiten stonden. Gelukkig werden we opgehaald door een aardige mevrouw van het Kunuku Resort waar we zouden verblijven.

Binnen 10 minuutjes reden we door het landschap met veel cactussen naar onze bestemming. Onze bestemming was Kunuku Resort gelegen halverwege het eiland. In totaal zijn er 12 huizen met in totaal 24 appartementen. Wat een leuke huizen zeg! Allemaal in mooie blauwe of gele kleuren. Wij kregen de benedenverdieping van een huisje wat meteen aan het zwembad lag. Het was een heel ruim en luxe appartement met een grote keuken, 3 slaapkamers en een grote televisie. Maar het mooiste vond ik toch het terras waar ik kon kijken naar het zwembad en de vliegtuigen die hier veel over vliegen.


Ons terras met uitzicht op het zwembad.

Mamma en pappa vonden dat we eerst iets moesten gaan eten, flauw hoor. We gingen bij Kunuku’s Hut  zitten en bestelden voor ons allebei een hamkaas tosti. Het duurde ons echter te lang, voordat de tosti kwam en in de tussentijd zaten wij al met onze voetjes in het zwembad. Het zwembad bestond uit twee zwembaden en een grote gele glijbaan. Toen onze tosti er was, aten we hem snel op en konden daarna gaan zwemmen. Ik had niet lang genoeg gewacht en door het water dat ik tijdens het zwemmen had binnen gekregen, moest ik een beetje spugen, bah. Van mamma moest ik ook meteen het zwembad uit.


Spelen in het heerlijke zwembad met sjieke glijbaan.

Gelukkig kon ik op ons terras heerlijk spelen met mijn autootjes. Het was super relaxen hier in Curacao. Omdat Kunuku Resort niet in het toeristische gedeelte ligt waren er in de buurt geen restaurantjes waar we zonder auto naar toe konden. We bestelden daarom ons diner bij Kunuku’s Hut. Ik kreeg een heerlijk bord met frietjes, appelmoes en een frikadel. Keyro en pappa namen een hamburger menu en mamma nam lomito saté.

Op familiebezoek (dag 17)

Onze laatste dag in Suriname was aangebroken. Het was de laatste mogelijkheid om nog iets met familie af te spreken. We hadden het adres van de zus van pappa’s oma weten te achter halen en we wilden aan haar vandaag een bezoek brengen. Met de taxi gingen wij naar het centrum. We lieten ons afzetten bij de bloemenmarkt langs de Surinamerivier. Hier kon je prachtige bloemstukken kopen voor 40 SRD (omgerekend 10 euro).

We liepen met bloemstuk en al richting het bejaarden/verzorgingstehuis waar oma Eline woont. Onderweg kochten we bij een Chinese supermarkt nog wat lekkers, chocolade, drop, koekjes en drinken. Wij kregen er van de vriendelijke bediende nog een lolly gratis bij. Het was nog een klein stukje lopen en toen stonden we voor de ingang van het Fatima Oord. Het verzorgingstehuis lag middenin het centrum aan de Henck Arronstraat (Gravenstraat), een paar blokken bij de Surinamerivier vandaan. Het tehuis werd in 1948 opgericht door Rooms Katholieke nonnen. In eerste instantie was het tehuis bedoeld voor bejaarden die land en kerk lang hadden gediend en door omstandigheden niet meer in staat waren in hun eigen behoefte te voorzien. De eerste bewoners woonden er vrijwel gratis. Om het goede werk voort te zetten is in 1996 de Stichting Bejaardentehuis Fatima-oord opgericht.

We liepen naar binnen en kwamen na een paar keer vragen uit bij de verpleegsterspost. Hier hoorden we dat oma Eline niet aanwezig was. Ze was vanmorgen opgehaald door een van haar dochters. Gelukkig ging de vriendelijke verpleegster meteen zoeken naar een telefoonnummer zodat pappa kon gaan bellen. Pappa kreeg Joyce de dochter van oma Eline aan de telefoon. Ze nodigde ons meteen uit om naar haar huis te komen. Ze woonde in Paramaribo Noord, niet ver bij ons appartement vandaan.


ik vond Oma Eline heel erg lief.

Met Taxi Tourtonne stonden we na 15 minuten bij haar voor de deur. We werden open en hartelijk ontvangen. Het was alsof we elkaar al jaren kenden en hadden direct een leuk gesprek. Oma Eline is 91 jaar maar daar was weinig van te merken. Ze was super fief en als je zou zeggen dat ze 70 was, zou ik het ook geloven. Ik was meteen helemaal weg van oma Eline en kroop al snel op schoot. Keyro had helaas zijn “ik ben dwars bui” en was ontzettend vervelend en brutaal. Jammer dat hij het zo verpestte en ons een beetje voor gek zette bij onze Surinaamse familie. Gelukkig gingen oma Eline en Joyce er gemakkelijk mee om.

Oma Eline zei dat ze wel wat gewend was want ze heeft 11 kinderen opgevoed. Rond 13:30 uur moest oma Eline wat eten omdat ze medicijnen in moest nemen. Ze kreeg soep en dat bleef nog heel lang in mijn hoofd zitten. Ik zei continu dat oma Eline haar soep moest eten. Tante Joyce verontschuldigde zich vele malen voor het feit dat ze ons niets te eten kon aanbieden, als ze het eerder had geweten etc. Wij vonden het helemaal niet erg en waren al lang blij dat we haar en oma Eline hebben kunnen ontmoeten. Voor pappa was het extra speciaal want hij zag in haar duidelijk gelijkenissen met zijn oma Adele.  Na 2 uurtjes namen we afscheid van oma Eline en tante Joyce. We zwaaiden net zo lang tot we ze niet meer zagen en liepen terug naar appartement Martinus.

We zwommen nog even lekker in het zwembad en haalden iets te eten bij het Surinaams restaurant.  Rond 21:15 uur kwam Gilbert, een neef van pappa nog even op bezoek. We hadden de afgelopen weken al vaker met hem gebeld maar het was er nog steeds niet van gekomen om af te spreken. We praatten ongeveer een half uur en daarna moest hij weer vertrekken. Na zijn bezoek pakten we de laatste dingen in want morgen gaan we Suriname achter ons laten en reizen we door naar Curaçao. In Curaçao gaan we de laatste dagen van onze zomervakantie door brengen met hopelijk veel zon, zee en strand.

Brownsberg (dag 16)

Onze laatste tour in Suriname maakten we natuurlijk weer met onze vertrouwde gids Reginald. Hij haalde ons vanmorgen om 7:15 uur op en was deze keer niet alleen. Hij had zijn dochtertje Kaitlin van 5 jaar meegenomen om op school af te zetten. Kaitlin was een mooi meisje die qua uiterlijk veel op haar vader leek.  Zoals alle kinderen was ze wat verlegen maar ik weet zeker dat als we haar wat langer hadden gezien ze wel los was gekomen. We zetten Kaitlin af bij haar school en begonnen aan de tocht van ongeveer 110 kilometer naar de Brownsberg natuurpark in het Brokopondo district. We reden deze keer niet in de normale auto van Reginald maar in een gehuurde 4WD. Eenmaal uit het centrum van Paramaribo was het één lange rechte weg met aan beide kanten hoogspanningsmasten en af en toe dorpjes op zandgrond.
We hadden ons ontbijt langs de weg bij een eethuisje en kregen heerlijk belegde broodjes en samosa’s. Ronac sliep en bleef in de auto. Vanaf het terras hadden we zicht op het bedrijf Suralco of vroeger ook wel Surinaamse Bauxiet Maatschappij genoemd. Het bedrijf Suralco is een onderdeel van het Amerikaanse bedrijf Alcoa, één van de grootste aluminiumproducenten in de wereld. Suralco was en is de Surinaamse producent van bauxiet en aluinaarde. Bauxiet is een mineraal dat een erts van aluminium vormt. In 1915 werd het voor het eerst in Suriname gevonden en het werd een van de belangrijkste inkomsten van de staat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er veel vraag naar aluminium. Het grootste gedeelte van de luchtvloot werd gebouwd met aluminium uit Suriname. De bauxietreserves in Suriname beginnen uitgeput te raken dus de vraag is hoelang er nog bauxiet gewonnen kan worden. Na ons ontbijt vervolgden we de lange rechte weg tot de afslag naar het dorp Brownsweg. We reden door Brownsweg dat een transmigratiedorp is. Het is een heel nieuw dorp gebouwd ter vervanging van het oude dorp dat bij het bouwen van de Afobakadam onder water kwam te liggen.

De laatste 13 kilometer ging over de Bakaabato weg naar het Mazaroniplateau op 500 meter hoogte. Het gebied staat onder toezicht van Stinasu (Stichting Natuurbehoud Suriname). De weg was slecht begaanbaar en er wordt geadviseerd om deze weg alleen met een 4wd auto te rijden. Al snel was duidelijk waarom Reginald de 4wd had gehuurd want we schudden werkelijk alle kanten op. Steile stukken weg met modder, kuilen, hobbels, bobbels, takken en noem het maar op en we kwamen het op de weg tegen. Af en toe glipten de banden wat weg maar Reginald wist duidelijk hoe hij hier moest rijden. Met een hand aan het stuur manoeuvreerde hij de auto binnen een uurtje naar boven.

Eind 19de eeuw kwam een Amerikaan, John Brown, in dit gebied om goud te zoeken. Veel geluk had hij niet en later leverde de bauxietwinning ook weinig op. Uiteindelijk werd de Brownsberg in 1969 een natuurreservaat. Het gebied is bedekt met tropisch regenwoud dat deel uit maakt van het Amazoneregenwoud. We reden direct naar een parkeerplek in de buurt van de Leo waterval die we wilden bezoeken. We zorgden dat we voldoende drinken hadden voor onderweg en begonnen aan de wandeltocht. Het werd een pittige wandeling want het pad ging flink omhoog en omlaag. Ronac wilde in het draagstel maar Reginald wist hem zo te motiveren dat hij de hele wandeling zelf liep.  Zelfs de grootste stappen maakte hij zelf met hulp van Reggie’s hand. Ik liep natuurlijk voorop en wandelde goed.


Op de Brownsberg.

Hier in het bos leven allerlei dieren zoals toekans, agouti’s, kikkers, slangen en apen. Natuurlijk moet je een beetje geluk hebben om deze dieren tegen te komen. Hoewel het hier vrij gemakkelijk moet zijn om de dieren te spotten, zagen we er maar weinig. Na een tijd lopen kwamen we uit bij de Leo waterval. Hier namen Reggie, pappa, Ronac en ik een verkoelende duik in het koude water van de waterval. Het water kwam best hard naar beneden en ik durfde er niet helemaal onder te gaan staan. Na deze verfrissing in het oerwoud aten we lekkere bananenchips, die je hier overal krijgt, voordat we aan onze terugweg begonnen.

Het was een pittige klim omhoog en in de tropische hitte zweetten we dubbel zoveel. Aan het einde van de wandeling werden we beloond met een groep roodbruine brulapen die hoog in de bomen boven ons zaten. Het duurde mij allemaal te lang en ik besloot om stiekem alvast een stukje terug te lopen. Ik haastte mij weg maar gleed uit op een boomstronk en kwam ten val. Ik begon te huilen en pappa en Reginald snelden zich naar mij toe. Er zat een kleine en oppervlakkig bloedende snee aan de zijkant van zijn hoofd. Reginald maakte de wond schoon en plakte er een pleister op. Ik was zo geschrokken dat pappa en mamma mij niet straften voor het feit dat ik stiekem bij hun was weggeglipt. Het was daar vandaan nog maar een klein stukje lopen naar de geparkeerde auto.


Grote Tarantula spin op een boomtak.

We stapten in en reden met de auto naar het kamp van Stinasu. We hadden deze keer echter een andere chauffeur. Ik mocht van Reginald plaats nemen achter het stuur. Ik dacht eerst dat Reginald een grapje maakte maar hij meende het serieus. Ik moest de auto besturen en Reginald gaf gas. Voor mijwas dit natuurlijk een fantastische belevenis. Met gespannen gezichtje zat ik achter het stuur om de kuilen in de weg te ontwijken. Ik reed in de auto als een volleerd chauffeur en parkeerde zelfs bij het kamp. Hier liepen we naar een uitzichtpunt met zicht op het Van Blommensteinstuwmeer (Brokopondomeer).


Ik achter het stuur van een echte terreinwagen.

Het meer is ontstaan door de aanleg van de Afobakadam in de Surinamerivier. De stuwdam werd aangelegd om elektriciteit op te wekken met behulp van waterkracht. Voor de bauxietwinning van het bedrijf  Suralco was veel elektriciteit nodig. Veel dieren werden geëvacueerd en 5000 Marron (bosnegers) werden verhuisd naar de nieuwe transmigratiedorpen. Het  meer was vrij groot maar naar horen zeggen niet diep (zo’n 40 centimeter). Het bos wat ten tijde van de bouw van de stuwdam zich daar bevond werd niet gekapt. Nu steken uit het stuwmeer nog steeds boomstammen omhoog die al tientallen jaren onder water staan. Een bizar gezicht.

We aten in het basiskamp van Stinasu waar de opzichter een heerlijke maaltijd bestaande uit gebakken rijst, kip en kousenband, voor ons had gemaakt. Terwijl wij daar zaten te eten kwam een tuinman nog naar ons toe met een tarantula op zijn hark. Ook dit was weer een redelijk groot exemplaar en we bekeken het dier uitgebreid. Na het eten begonnen we aan de terugweg die langer zou gaan duren dan de weg omhoog. Het had licht geregend en de weg was een beetje glad geworden. We waren allemaal moe van de wandeling en we werden een beetje slaperig van het hobbelen. Ronac en ik vielen in slaap en ze maakten ons pas wakker toen we bij de Afobakadam waren.

Reginald wilde ons de dam ook nog van dichtbij laten zien. Het was een imposant bouwwerk van 1,3 kilometer lang. Tijdens de bouw werden er ook nog 14 hulpdammen gebouwd om te zorgen dat het water niet weg liep. In 1964 werd de hoofddam gesloten en enkele maanden later stond het meer vol met water. Vanaf dat moment kon er worden begonnen het opwekken van elektriciteit uit waterkracht. Tegenwoordig wordt de meeste opgewekte elektriciteit verbruikt door de hoofdstad Paramaribo. Vanaf de dam begon onze reis terug over de lange saaie weg naar Paramaribo. Rond zeven uur waren we terug bij het appartment.

Een dagje lekker relaxen (dag 15)

Vandaag sliepen we eerst lekker uit en besloten er een relaxed dagje van te maken. Eerst keken we naar wat leuke tekenfilmpjes. Pappa haalde met Keyro nog wat gebak. Daarna maakten we het zwembad onveilig.

Tegen de klok van 16:00 uur besloten we om een stukje te gaan lopen in de buurt van het appartementencomplex.
In Paramaribo Noord waar wij verblijven staan veel villa’s.  Het is duidelijk een rijkere, luxe en rustige wijk. Je ziet dat hier meer de welgestelde  Surinamers wonen. Er staan veel privé woningen met grote omheiningen rond het erf en vaak ook een waakhond of portier.

We zochten naar een restaurant om te eten maar kwamen niet veel tegen. We zagen uiteindelijk wel de Maretraite Mall, het tweede grootste winkelcentrum van Paramaribo. We liepen er naar toe niet om te shoppen maar voor de foodcourt die er ook is op de bovenste etage. We liepen langs de diverse eetkraampjes en uiteindelijk wilden de kinderen frietjes eten. Wij bestelden er nog Javaanse saté en het smaakte toch wel goed na de rijst en noodles van afgelopen week. We ontdekten aan de andere kant van de foodcourt nog een automatenhal en een binnenspeeltuin. De kinderen amuseerden zich prima in de Maretraite Mall. We liepen in het donker terug naar het appartement. Er zijn weinig tot geen stoepen en soms wordt er aardig hard gereden.