Na het ontbijt vertrokken we rond de klok van 10:00 uur met de korjaal naar een kostgrondje in de buurt. De kapitein en bootsman Made brachten ons er binnen 15 minuten naar toe. Een kostgrondje wordt bij ons in Nederland ook wel volkstuin of moestuin genoemd. Wij bezocht het kostgrondje van familie van Sensi. De vrouw van wie het kostgrondje was is al ver boven de 70 jaar en was er zelf niet. Ze wist wel dat we zouden komen om haar kostgrondje te bekijken.
Voordat we bij het kostgrondje aankwamen moesten we eerst door de ingang. De ingang bestond uit een poort met palmbladeren en een kleine offerplaats. In het binnenland zijn de mensen erg bijgelovig en geloven ze in geesten. Door de palmbladeren bij de ingang van dorp, huis of kostgrond op te hangen houden ze de geesten buiten blijven. Geesten zweven namelijk door de lucht en kunnen niet bukken. Op het kleine altaar kunnen verschillende dingen zoals voedsel, water etc. worden geofferd om de geesten gunstig te stemmen. We liepen door de poort naar de open ruimte waar verschillende huisjes staan. Vervolgens kwamen we aan bij het kostgrondje zelf.
De mannen kappen in het oerwoud een stuk grond kaal en daarop werden dan groenten en fruit verbouwd voor eigen gebruik. De vrouwen werkten met name op de kostgrondjes en deden daar veelal het zware werk. De mannen gingen jagen en deden lichter werk zoals het vlechten van manden bijvoorbeeld. Op de kostgrondjes werd van alles door elkaar heen verbouwd. We zagen dat hier o.a. cassavewortel, okra, rijst, kruiden, ananas, kousenband en bananen verbouwd werd. Na een paar jaar zal de grond niet meer vruchtbaar zijn en wordt er een ander deel gebruikt. De cassave wordt veel verbouwd op de kostgrondjes omdat hij gemakkelijk groeit en zeer voedzaam is. Ook kun je deze aardvrucht lang bewaren. Er worden platte broden van gemaakt die op open vuur op een speciale platte plaat wordt gebakken. Daarna worden ze te drogen gelegd in de zon en kunnen ze enkele jaren bewaard worden.
Spelen met de kindertjes uit het dorp, wat een vechtersbazen zeg!
De rijst was net van het land gehaald en lag te drogen in bosjes bij elkaar. We zagen ook nog de zaden waarin saffraan zit, aan een boom hingen cacaobonen, een kruidje roer me niet en citroengras. Ik bleef de hele tijd speuren naar nieuw citroengras want dat vond ik zo lekker ruiken. Uiteindelijk vond ik nog wat citroengras op een andere plek en spotte ook een mooie sprinkhaan. We gingen met de boot terug naar Awarradam voor de lunch en een paar uurtjes relaxen.
We vertrokken om 15:00 uur met de korjaal naar de dorpen in de buurt. In het Langu gebied liggen 7 dorpen en Kajana is hier het grootste van. In totaal wonen er circa 850 inwoners verdeeld over de 7 dorpen. Wij zouden 3 van deze dorpen bezoeken Begoon, Ligorio en Kajana. De bewoners zijn de Saramaccanen, ook wel marron of bosnegers genoemd. Men spreekt hier voornamelijk het Saramaccaans. We zagen de toegangspoort, een offerplaats en kris kras door elkaar huisjes staan. Sommige huisjes zijn verlaten omdat de bewoners naar de stad zijn vertrokken.
We liepen van dorp naar dorp en zagen wat vrouwen aan het werk. Zowas er een kleine Saramaccaanse vrouw palmnoten aan het pletten voor de palmolie. In de noten zit soms ook een witte worm, de meelworm. Sensi vroeg wie er een wilde proberen en pappa en Zoey boden zich meteen aan. Ze staken de meelworm levend en wel in hun mond en na een beetje kauwen werd de worm doorgeslikt. Ronac en ik riepen allebei tegelijk: “ik wil ook”. Ronac was echt beledigd Sensi uitlegde dat jonge kinderen beter nog geen meelwormen kunnen eten. We snapten er niets van want pappa had er net toch ook een opgegeten?
In Ligorio bleven we even bij een school staan waar vooral les gegeven werd door vrijwilligers. Twee vrijwilligers, een Nederlandse en een Amerikaan waren net bezig om de school te versieren met een mooie zelfgemaakte wereldkaart. Ook stopten we bij een vrouw die broodjes aan het bakken was in een openluchtoven. Bij haar zat een vriendin met een baby van 9 maanden oud. Het schattige mannetje heette Clarence en hij keek ons met grote ogen aan. Natuurlijk kon mamma het niet laten om hem even op te tillen en te knuffelen.
Keyro vraagt uitleg over het openen van nootjes.
Uiteindelijk kwamen we uit in het dorp Kajana, waar aan de overkant van de rivier ook het vliegveld is. We kregen even tijd voor onszelf bij het toeristenoord Kosindo. Als snel verscheen er een horde met lokale kinderen en liepen Ronac en ik met de donkere kindjes te rennen op het grasveld. Mamma begon foto’s te maken en alle kinderen wilden wel poseren voor de camera, zo spontaan.
Na een tijdje gingen we naar een gemeenschappelijke ruimte waar we een voorstelling kregen van traditionele zang en dans van de Saramaccaanse vrouwen en meisjes uit het dorp. De vrouwen waren kleurig gekleed en velen hadden gevlochten traditionele kapsels. Natuurlijk werden ook wij uitgenodigd om bij verschillende dansen mee te doen en dat vonden Ronac en ik wel erg leuk. Iedere zang en dans had een bepaalde betekenis die Sensi ons vertelde na afloop.
Voorafgaande aan een van de dansen was Ronac gaan zitten op een stoel die was klaar gezet voor deze dans. Er werd wat heen en weer gepraat en toen werdRonac gepromoveerd tot dorpshoofd die verleid zou worden door een jong meisje. De dans begon rustig en Ronac vond het allemaal wel prima. Toen het meisje voor hem met de heupen en billen ging schudden werd het hem wat te veel. Hij stond op van de stoel en rende hard weg. Iedereen moest lachen en had de grootste lol. De dans werd nog een keer vertolkt maar nu nam onze doofstomme bootsjongen Kaje de plaats in op de stoel. Hij genoot met volle teugen van de wiegende heupen van het meisje en danste de hele avond mee op de trillingen van de muziek.
Tijdens het optreden was het hard gaan regen en konden we niet vertrekken met de korjaal. We bleven wachtten tot de regenbui minder was en trokken onze poncho’s aan. Het was ondertussen al rond 21:30 uur en het was pikdonker geworden. Met mijn poncho aan en zaklamp op mijn hoofd stapte ik in de korjaal en hoopte maar dat er niet nog zo’n regenbui zou volgen. Het was ongelofelijk knap hoe de kapitein en bootsman de korjaal door het donker veilig naar ons resort terug loodsten.
Ons eten stond al een lange tijd klaar en we vielen meteen aan. Het varkensvlees met rijst en groente smaakte ook nu het wat kouder was geworden nog prima. Eenmaal terug op de kamer werden we verrast door een verstopte gast. Pappa wilde een luier voor Ronac pakken uit de kast en had in plaats van een luier bijna een mega spin van circa 12 centimeter in zijn handen. Even schrikken dus. Pappa en mamma twijfelden even wat ze moesten doen enbesloten om toch maar naar Sensi te gaan en om advies te vragen. Moesten ze hem wel of niet niet laten zitten? Hoe giftig was hij?
Pappa en ik haalde Sensi en mamma maakte natuurlijk wat foto’s van deze grote behaarde spin. Sensi bevestigde dat het een soort tarantula, een vogelspin was. Deze soort was niet giftig maar had op zijn lijf haartjes die hij kan afschieten als hij in gevaar is. Die haartjes kunnen irritatie geven aan slijmvliezen van bijvoorbeeld de ogen of luchtwegen. Het zou irritatie, zwelling en jeuk geven en klachten kunnen wekenlang aanhouden. Hoewel vogelspinnen meestal proberen te vluchten bij gevaar bestond er toch de mogelijkheid dat als hij in het nauw zit hij die haartjes af zou schieten. Volgens Sensi was het beter om hem dood te maken en geen risico te nemen vooral vanwege het effect dat het kan hebben op kinderen. Gewapend met een klerenhanger maakte Sensi dus een einde aan het leven van deze tarantula. Ronac en ik vonden het allemaal maar erg spannend en Ronac bleef maar praten over de “taatula” zoals hij de spin noemde.
Door de opwinding sliepen we dus niet voor 00:00 uur maar ja dat hoort er ook een beetje bij. Terwijl Ronac, mamma en ik in bed lagen, rookte pappa nog een sigarettje op het balkon. Een keer raden wat hij daar in de nok van het dak zag zitten? Nog een tarantula maar deze hebben we fijn in leven gelaten.